ZINTUIGEN SAMEN IN EEN BOEK
Ogen, oren en neuzen van mens en dier komen in dit boekje aan bod. De insteek is vrij origineel: de dieren ruziën zo’n beetje onder elkaar over wie nu het beste kan zien, horen of ruiken. Feit is dat de mens er voor elk van die zintuigen behoorlijk bekaaid van af komt. Per zintuig is een korte inleiding geschreven met daarnaast een aantal ogen, oren en neuzen waarvan je er enkele op de grote platen van het boek kunt terugvinden. Verschillende soorten dieren komen aan bod: sommige zijn bekend – denk aan olifant, een slak of een haas. Andere zijn minder bekend – denk dan aan de mantisgarnaal en de stermol. De gestileerde illustraties zijn erg kleurrijk en zeker goed herkenbaar.
Rundgren, H. (2015). De allerbeste neuzen, oren, ogen. Zoetermeer: NBD Biblion.
Rakker is een antropomorfe pup die volop de wereld ontdekt. Omdat hij zo menselijk voorgesteld wordt, maakt hij ook op een menselijke manier gebruik van zijn zintuigen. Hij proeft melk maar ook chips; hij voelt de hondenkam door zijn vacht; hij ruikt de keukengeuren en hoort hoe de blokken omvallen; hij ziet de schilder verven. Erg eenvoudige illustraties die duidelijk in het zwart omlijnd zijn en steeds tegen een felgekleurde achtergrond staan. De ook eenvoudige tekst geeft als het ware commentaar bij de illustraties. Door lay-outmatig gebruik te maken van hoofdletters telkens het om iets van de zintuigen gaat (zintuigen zelf, werking ervan, benaming, …) komt de nadruk wel goed op die zintuigen te liggen.
Murphy, M. (2001). Dat ruikt lekker! Een boek over ruiken en proeven en voelen en horen en zien. Alkmaar: Kluitman.
Een eerder informatief prentenboek waarin via allerlei soorten prenten kleuters aangezet worden tot kijken, horen, proeven, ruiken en voelen. Het gaat dan om prenten met opdrachten (bv. spel- of kijkopdrachten), om prenten die gesprek of creativiteit uitlokken, om prenten die associaties oproepen met het betreffende zintuig, … In een prentenboek is ‘zien’ uiteraard vanzelfsprekend, maar door het gebruik van bv. brailletekens, parfum, gezoem, … komen ook voelen, ruiken, horen, … aan bod. Het boek vraagt wel enigszins begeleiding van een volwassene die de kleuter in de ban moet zien te krijgen van de verschillende prenten en de bijhorende opdrachten.
Tullet, H. (2004). De vijf zintuigen. Tielt: Lannoo.
Niet het zoveelste informatieve boek, wel een boek met een groot formaat (50×35 – handig in de klas) dat via mooie kleurenfoto’s en beknopte informatie kleuters meeneemt in de wereld van de zintuigen. Het eerste gedeelte is eerder algemeen en behandelt de zintuigen. Verderop komt elk zintuig apart aan bod. De auteur stelt ook vragen aan de kijkers/lezers waardoor dit boek een beetje interactief wordt. Achteraan in het boek zit er een soort herhaling onder de vorm van een ‘quiz’. De volwassene die kinderen meevoert doorheen het boek krijgt achteraan ook nog enkele begeleidingstips vooral op het gebied van taal. Dit boek is een deel in de serie ‘Mijn grote boek over…’
Steffora, T. (2017). Mijn vijf zintuigen. Turnhout: Corona.
De gedichten in dit boek zijn geschreven door Jan Dewitte. Voor elke letter van het alfabet schrijft hij een gedicht over een dier. Soms grappig, soms filosofisch of speels. Elk gedicht op zich kan aanleiding geven tot een gesprek en draagt alvast bij aan de taalontwikkeling van de kinderen. We spreken bewust over ‘de kinderen’ in het algemeen want dit boek is ook specifiek bedoeld voor slechtziende kinderen en kinderen met dyslexie. Dat is duidelijk te merken in de illustraties – van de hand van Freya Vlerick – die gebruik maken van contrastrijke kleurvlakken en van reliëflijnen (die kunnen gevoeld worden). Bovenaan elk gedicht krijg je het silhouet van het betreffende dier in een reliëflijn en met de benaming in braille midden in het silhouet. Die braillewoorden kunnen kinderen fascineren. Wat is de code die erachter zit? Voor blinde en slechtziende kinderen is een cd voorzien waarop Wim Opbrouck de gedichten voorleest. Verder kun je op de cd ook nog dierengeluiden beluisteren en is er een zeer nauwkeurige beschrijving van alle pagina’s en een handleiding om via de reliëflijnen de dieren te ontdekken. Het boek benadrukt dat zien niet alleen met je ogen lukt, maar ook met je oren, je vingers, je tenen, je huid, … als je je tactiele vaardigheden maar voldoende oefent.
Dewitte, J. & Vlerick, F. (2011). Rare Snuiters, een inclusief gedichten- en prentenboek. Gent: Poëziecentrum.
HOREN
Een typisch kenmerk van H.Tullet is dat hij er elke keer weer in slaagt interactieve prentenboeken te ontwerpen. In al hun eenvoud – gebruik van primaire kleuren, gevarieerde opdrachten, stippen en lijnen – slagen deze boeken er in de aandacht van de kinderen echt gaande te houden en hen sterk bij het voorlezen te betrekken.
In dit boek staat geluid centraal. Het boek start met een kleine blauwe cirkel waaraan het woordje ‘OH!’ gekoppeld wordt. Bij een grotere blauwe cirkel hoort een luider uitgesproken ‘OH!’ en wanneer de cirkels in een rij staan bepaalt de afstand tussen de cirkels het tempo van de ‘OH’s!’ (In dit geval: hoe verder de stippen uit elkaar staan, hoe langzamer het tempo.) Uiteraard komt er een vriendje van de blauwe cirkel opdagen: de rode cirkel. Die staat voor ‘AH!’. Vanaf nu kunnen de vrienden praten met elkaar en kunnen ‘OH’s’ en ‘AH’s’ gecombineerd worden. Uiteindelijk komt er nog een derde vriendje, een gele cirkel. Hij heet WOW. Die combinatie opent weer nieuwe mogelijkheden. In al zijn eenvoud is de uitwerking van drie stippen met hun eigen klank fantastisch. Tullet creëert een wereld van geluid en laat jonge kinderen kennismaken met muziek.
Tullet, H. (2017). Een boek vol geluid. Antwerpen: Oogappel.
Er zijn mensen die altijd en overal muziek horen en niet anders kunnen dan bewegen op die muziek. Sonnie Boem is één van hen. Zijn moeder omschrijft hem als een orkest op zich. Het verhaal vertelt hoe Sonnie naar buiten gaat omdat hij er muziek hoort en zo allerlei mensen, dieren en geluiden tegenkomt. Dat leidt tot een fantastisch samenspel. Maar dan moet Sonnie weer op zoek naar het geluid dat hij hoorde. Leuk prentenboek dat toont dat je geen echte instrumenten nodig hebt om muziek te maken maar dat muziek overal in zit.
Van Ditshuizen, M. (2011). Sonnie Boem! Amsterdam: Leopold.
Geluiden uit het dagelijkse leven inspireerden Edward Van de Vendel tot een vijftigtal versjes rond geluid en uit het dagelijkse leven. Denk aan een koffiezetapparaat of een ballon. Het metrum van de versjes die niet noodzakelijk rijmen klopt erg goed waardoor ze vlot (voor) te lezen zijn. Er zitten ook een heleboel speelse talige elementen in. Het boekje is leuk geïllustreerd door Mattias De Leeuw. Net zoals de versjes niet super afgewerkt lijken, zijn zijn illustraties met strepen en vegen dat ook niet. Suggestie is het allerbelangrijkste. Luister maar:
‘Ik wreef en ik wreef en toen gilde mijn ballon.
Sorry.
Dacht dat hij tegen kietelen kon.’
Het alledaagse leven waaruit de onderwerpen voor de versjes afkomstig zijn, is hier verbeeld door een berenfamilie. Een olifant vult dat gezin af en toe aan. Echt leuk versjesboek waar geluid in zit.
Van de Vendel, E. & De Leeuw, M. (2013). Mijn fijne geluidenboekje. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Wie denkt dat het ‘s nachts stil is in het bos, luistert niet goed. Er is het Oehoe van de uil, het zachte roekoe-en van de duiven en naarmate het lichter wordt hoor je steeds meer dieren. De zanglijster laat haar trillers horen, de specht roffelt er op los, de kraaien krassen en in de verte is zelfs een haan te horen (geen bosdier natuurlijk – dat blijkt ook uit de afwijkende manier waarop die haan getekend is). Per dubbele bladzijde ontwaakt steeds een andere vogel en verandert de achtergrondkleur van de bladzijden naar hemelsblauw en ten slotte naar zonnegeel. Verrassend is de uitklapplaat aan het einde van het boek die allerlei bosdieren – hert, everzwijn, konijnen, … – toont die genieten van het bosorkest.
Van Genechten, G. (2010). Het grote bosorkest. Amsterdam- New York-Hasselt: Clavis.
De toren uit de titel is in dit prentenboek een flatgebouw waar de buren erg veel last hebben van het lawaai dat ze met z’n allen maken. Er is een man die samen met zijn vogels fluit, zijn buurman speelt trompet om het gefluit te overstemmen, de onderbuurvrouw speelt viool om haar beide bovenbuurmannen een hak te zetten, op het dak speelt een clown op zijn tuba, … Kortom, hoe verder je komt in het boek hoe meer muziek/lawaai er is. Gelukkig is er in het flatgebouw ook een meisje met een goocheldoos. Wanneer zij naar buiten gaat en haar toverstokje gebruikt … Het tekstloze prentenboek laat alle ruimte om je eigen verhaal te maken en dat verhaal de goede – uiteindelijk spelen de flatbewoners samen muziek – of de slechte kant – uiteindelijk vliegen de flatbewoners elkaar in de haren – uit te laten gaan. In die zin laat het boek ook veel ruimte tot gesprek met de kleuters over muziek en wat muziek is maar ook over elkaar respecteren en rekening houden met elkaar.
Smit, N. (2010). Een toren vol muziek. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Pieka woont in de stad en wordt gek van het lawaai dat daar overal om haar heen is. Zonder iets te zeggen sluipt ze zachtjes het huis uit en verlaat de stad. Buiten in de natuur is het veel rustiger en dat maakt Pieka zelf ook rustiger. Maar dan komt ze in een wolkbreuk terecht en begint te twijfelen of weglopen uit de stad wel een goed idee was. Tot de zon door de wolken breekt, alles opklaart en ze opeens een trompet ziet liggen. Eerst blaast ze er erg luid op maar dan ontdekt Pieka wat er gebeurt als ze er zachtjes op blaast. Geluiden worden meegevoerd door de wind, worden echo’s en wekken droomdieren tot leven … Dit filosofisch prentenboek zet de tegenstelling tussen stilte en lawaai op een prachtige manier op scherp. De illustraties in zwart, wit en rood leveren hieraan een belangrijke bijdrage. De tekst die ofwel rond de kleine illustraties buitelt of onderaan paginagrote illustraties is neergezet, hanteert een woordgebruik dat niet altijd even eenvoudig is. Hij geeft net voldoende informatie om een echt verhaal te zijn. Een evenwichtig samenspel rond het belang van luisteren, stilte, muziek en het omgaan met lawaai. Bovendien een prentenboek dat heel mooi aansluit bij de bezorgdheid om het klimaat waarvan kleuters zeker klanken oppikken.
Scheer, K. (2018). Zoemtrompet. Hasselt: Clavis.
PROEVEN
Op de boerderij leeft een gulzige geit die op een dag besluit eens wat anders dan gras te willen eten. Varkensvoer, kippenkorrels, de onderbroek van de boer die aan de wasdraad wappert … niks is nog veilig voor de geit. Maar al dat eten bekomt de geit niet zo goed; met haar poten omhoog en steeds van kleur veranderend, ligt ze te wachten tot ze eindelijk weer wit wordt en niet langer misselijk is. Een stapelverhaal dat vrolijkheid uitstraalt in de tekst, maar zeker ook doorheen de illustraties.
Horacek, P. (2017). Gulzige geit. Rotterdam: Lemniscaat.
In ‘Naar de markt’ bewijst Noëlle Smit eens te meer de kracht van woordeloze prentenboeken. We kennen Smits illustraties van ‘Fiet wil rennen’ en ‘Supervrienden’, maar zonder een auteur om rekening mee te houden, durft zij duidelijk meer. Dit verhaal heeft op het eerste gezicht niet veel om het lijf: een jong meisje doet met haar moeder boodschappen op de markt. Toch gebeurt er dusdanig veel in de tekeningen, dat je als volwassene niet veel zelf zal moeten vertellen. Samen met het meisje, kunnen de kleuters hun ogen ruim de kost geven. Jonge kleuters zullen genieten van de herkenbare situaties en handelswaren, terwijl wat oudere kleuters eindeloos kleine verhaallijnen kunnen blijven ontdekken. Dit is een prentenboek om nu aan te schaffen om er daarna vele jaren plezier aan te beleven. De uitgeverij maakte een trailer die meer van het prentenboek prijsgeeft:
Smit, N. (2017). Naar de markt. Amsterdam: Querido.
RUIKEN
Suzie Ruzie is geen meisje dat op zoek is naar ruzie maar ze verzint voortdurend iets nieuws. In dit verhaal moet opa op haar passen maar opa valt in slaap en Suzie besluit dat ze samen met de hond het spelletje ‘Raad eens wat je ruikt’ te spelen. Eerst doet Suzie de blinddoek om en laat de hond haar drie dingen ruiken. Dan keren de rollen zich om. Suzie houdt haar vinger onder de neus van hond die bijna flauw valt van de geur. Tegen het einde van het boek ontdek je pas wat de geur is die Suzie aan haar vinger heeft: de geur van haar navel. Illustrator en schrijver – de tekst is op rijm – werken zeer nauw samen waardoor de ondeugende Suzie er ook echt ondeugend uit ziet – een soort ‘Pippi Langkous’ eigenlijk. Ook de andere personages hebben een ondeugende twist en de context waarbinnen dit verhaal zich afspeelt is uitstekend in beeld gebracht. Leuk verhaal met veel verwerkingsmogelijkheden wanneer je in de klas werkt rond ruiken en geuren.
Robben, J. (2016). Suzie Ruzie en de stinkvinger. Haarlem: Gottmer.
24 verschillende neuzen en de bijhorende dieren komen in dit boek aan bod. Per bladzijde is er een bladvullende illustratie van de kop van een dier met – uiteraard – alle aandacht voor de neus van dat dier. De informatieve korte tekst is doorheen de illustratie gedrukt. Zo kom je bv. te weten dat een haai zijn neus enkel om te ruiken gebruikt en niet om te ademen terwijl een slang haar neus gebruikt om te ademen en een apart reukorgaan heeft dat zich in haar bek bevindt. De illustrator hanteert een kleurgebruik dat mooi aansluit bij elk dier. Zo staat bv. de koeienkop tegen een grasgroene achtergrond en is de illustratie van het vogelbekdier vooral in bruine en beige tinten.
Er bestaan nog twee andere boeken in deze reeks met als titel ‘Eet mij!’ en ‘Zie mij!’
Franssen, A. (2019). Ruik mij! Een informatief boek over dieren en hun neuzen. Lieshout: BlueSky Art.
De titel zegt meteen waar dit boek over gaat: illustrator Stef den Ridder heeft een natuurgetrouwe weergave gemaakt van dieren – voornamelijk uit West-Europa – maar vooral van hun neuzen. De reukzin is voor veel dieren immers erg belangrijk. Denk aan een wolf die kan ruiken dat een konijn in zijn hol onder de sneeuw zit. Maar denk ook aan vissen zoals een stekelbaarsje of een steur of aan de waterspitsmuis die haar voedsel onder water via haar neus opspoort. En dat ook vogels kunnen ruiken spreekt misschien nog het meeste tot de verbeelding. De teksten die Anneke Groen bij de illustraties maakte en waarin ze de reukorganen en hun werking in een mooi verhaal beschrijft, zijn wel bedoeld voor kinderen uit de laatste graad van de basisschool. Dat neemt niet weg dat volwassenen hier informatie kunnen vinden om de vragen van nieuwsgierige kleuters te beantwoorden. Boeiend en mooi vormgegeven boek.
Groen, A. (2017). Stefs grote neuzenboek. Zeist: KNNV uitgeverij.
VOELEN
Xavier Deneux heeft al vele mooie boeken gemaakt voor jonge kleuters. Vertrekkend vanuit de belevingswereld van peuters worden in dit boek per onderwerp – vogels, dieren, ik slaap, ik eet, … – woorden aangeboden. De woorden (met lidwoord) zijn uiteraard ook afgebeeld en per thema zijn er minstens 2 die ook een voelelement in zich hebben. De topper is wel de boterham met choco die op de middelste bladzijde te voelen is (afgedekt met een papiertje). De illustraties zijn duidelijk, herkenbaar en uitgevoerd in heldere kleuren.
Van dezelfde auteur bestaat ook Mijn eerste voelboek over de seizoenen.
Deneux, X. (2017). Mijn eerste voelboek. Antwerpen: Klavertje vier.
Het is nacht. Octopus, vleermuis, vogel, bok en schildpad slapen samen in een hangmat tot schildpad plots wakker schrikt van een geluid. De andere dieren horen het ook en samen gaan ze op onderzoek uit. Schildpad is het dapperste en gaat eerst voelen: hij voelt een poot zoals de zijne maar dan reuzegroot. Vleermuis voelt een reuzegrote vleugel, octopus een reuzegrote tentakel, vogel – die echt wel bang is – een heel lange snavel en bok een grote sik. Het moet dus een ‘schildmuisoctovogelbok’ zijn. Gelukkig maakt het dier zich dan bekend als een olifant en hij benoemt bij zichzelf wat de dieren gevoeld hebben. Iedereen gaat terug slapen en olifant wordt uitgenodigd bij in de hangmat te komen. Dat gaat goed tot olifant wakker schrikt van een geluid … Dit cirkelverhaal is geschreven voor ziende en blinde kinderen. Daarom zijn de illustraties ook voorzien van tactiele materialen zoals lapjes stof, kunstleer, papier, … Aangezien alles zich in het donker afspeelt zijn de illustraties weergegeven tegen een zwarte achtergrond en zien de dieren er alleraardigst uit met hun vriendelijke kleuren, bloemetjesdessins, vrolijke strepen en sterren. De tekst staat in witte letters en in brailletekens. Erg mooi verhaal dat duidelijk maakt dat proberen te voelen wat iets is, niet altijd even eenvoudig is.
Rinck, M. (2008). Ik voel een voet. Rotterdam: Lemniscaat.
ZIEN
Wanneer een kat door de wereld stapt, wordt ze door een heleboel verschillende individuen gezien (of gevoeld). Zo ziet een kind een kat die langs zijn benen floddert, ziet een vos een kat als een mogelijke prooi, ziet een vlo een kat als een heerlijk speelveld vol haren, zo voelt de muis de trillingen van de stappen van de kat, … De illustraties sluiten goed aan bij de tekst en tonen de kat zoals ze door deze of gene gezien wordt. De illustraties geven trouwens ook op een grappige manier de reactie van de kat op de verschillende dieren weer. Het eenvoudige verhaal begint mooi met het zinnetje: Een kat liep door de wereld, met zijn snorharen, oren en poten… Na een dergelijke zin kun je je samen met de kleuters de vraag stellen wat die snorharen en oren daar staan te doen. Zo is de openingszin meteen een speelse manier om informatie weg te geven.
Wenzel, B. (2016). Iedereen zag een kat. Amersfoort: BBNC uitgevers.
Kleuren zijn er om te zien, is de algemeen aanvaarde opvatting. Maar uit dit boek blijkt dat niets minder waar is. Thomas is blind maar hij kan de kleuren ruiken, proeven, voelen en horen. Zo kraakt bruin als de dorre bladeren onder zijn voeten in de herfst. Zo smaakt geel als mosterd en kan rood pijn doen als Thomas zijn knie schaaft maar ook smaken als een aardbei. Op deze manier komen in dit boek alle kleuren aan bod maar je ziet alleen maar zwart. Zwart is trouwens Thomas’ favoriete kleur want de haren van zijn mama zijn zwart en die haren kan hij ruiken. Heel boeiend deze manier van ‘kijken’ die de wereld van kinderen ongetwijfeld groter maakt. Erg mooi uitgegeven boek met gewone letters (in zilver) en blinkende braille-letters. Het volledige braille-alfabet staat achteraan in het boek zodat je het boek ook kan lezen met je vingers. Je ondervindt dan meteen hoe moeilijk dat wel is! Een introductiefilmpje van het intrigerende boek kan je hier bekijken:
Cottin, M. & Faria, R. (2015). Het zwarte kleurenboek. Brussel: Ludion.
Alle kippen van de boerderij zijn ervan overtuigd dat ze in het donker niks zien. Meester Haan zegt dat trouwens ook. Maar de kip Pippa wil die bewering wel eens gestaafd zien en ontdekt – ondanks veel tegenstand – de kracht van worteltjes. Het verhaal is af en toe een tikkeltje langdradig maar je kunt het zeker dubbel gebruiken. Enerzijds om het belang van gezonde voeding voor je ogen te onderstrepen. Anderzijds om te illustreren dat je niet alles moet geloven wat men zegt.
Litten, K. (2013). Kippen zien niks in het donker. Amsterdam/Antwerpen: C. De Vries-Brouwers.
Op de omslag een varkentje met achter zijn rug de letterkaart van de oogarts. Maar Olle wil helemaal geen bril, want hij fantaseert zelf wel het stuk van de wereld dat hij niet ziet. Hij ziet geen vervelende file maar een circusstoet, hij ziet geen oude boot maar een heus piratenschip, hij ziet … Maar lezen op het bord vooraan in de klas lukt niet goed, dus moet Olle een bril. Maar of dat zal lukken?! In dit met veel humor geïllustreerde boekje staat de illustratie steeds rechts en daarnaast op de linkerbladzijde de tekst. Tekst en illustraties lopen wonderwel samen. Zo goed dat je de – weliswaar vlot leesbare – zinnen eigenlijk niet echt nodig hebt. Op zijn grappige manier toont Sieb Posthuma wat Olle ziet en wat Olles zus ziet. Het kleurgebruik sluit volledig aan bij de kleur van het varkentje en dat maakt het geheel nog leuker.
Akveld, J. (2012). Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had. Amsterdam: Van Goor.
Morris kan na een dag hard werken zijn bril niet vinden. Toch is hij ervan overtuigd dat zijn oriëntatiegevoel hem recht naar zijn gezin zal brengen. Hij baant zich een weg door ondergrondse gangen, maar telkens wanneer hij boven komt, blijkt hij aan het verkeerde adres. Wanneer hij zijn eigen huis uiteindelijk heeft gevonden, vergist hij zich een laatste keer … De kinderlijke humor – Morris’ bril staat bijvoorbeeld op zijn hoofd – wordt opgetild door enkele woordgrapjes en komische details in de expressieve tekeningen. De plattegrond halverwege daagt kleuters uit om Morris’ route te herbeleven en zijn verdere reis uit te stippelen. Jarvis heeft na ‘Marcs grote gevaarlijke tanden’ weer een hilarisch prentenboek gemaakt dat kleuters telkens opnieuw mee op avontuur zal nemen langs de ondergrondse wegen.
Jarvis. (2017). Liefie, ik ben thuis. Rotterdam: Lemniscaat.
Wie een prachtvoorbeeld wil van de samenwerking tussen Bette Westera en Sylvia Weve, vindt dat hier. Het boek sluit aan bij een tentoonstelling over de belangrijke Duitse expressionist Jawlensky waarvan de werken tentoongesteld zijn in het Gemeentemuseum Den Haag. Over de kinderjaren van deze schilder is weinig geweten en daarom hebben Westera en Weve zelf een verhaal gemaakt. Het opent alvast erg mooi:
“In het huis achter de kerk woont een nieuwe jongen met zijn vader.
‘Heb jij geen moeder?’ vragen de andere kinderen.
‘Jawel,’ zegt de jongen. ‘Je kunt haar alleen niet zien.’
De andere kinderen kijken elkaar aan.
‘Wat je niet ziet, bestaat niet.’ zeggen ze.”
De jongen is het daarmee niet eens. Hij probeert door het maken van grote schilderijen contact te maken met zijn moeder. En volgens zijn vader moet dat lukken op voorwaarde dat hij naar zichzelf kijkt door de ogen van zijn moeder want hij heeft haar ogen. Het hele verhaal is eenvoudig te volgen doorheen de eerder dromerige, naïef ogende illustraties geïnspireerd op het werk van Jawlensky. Bij die illustraties – waar vooral de ogen opvallen – is de tekst in kleine tekstblokjes afgedrukt. Het is een prachtig boek dat je als lezer aanzet om anders naar de werkelijkheid te kijken en je mogelijk het expressionisme beter doet begrijpen.
Westera, B. (2018). Jawlensky: haar ogen. Amsterdam: Leopold.
De titel van het boek geeft adequaat weer wat de inhoud is. M.n. een boek voor nieuwgierige jongens en meisjes die op elke bladzijde rond het grote gat in het midden van het boek een opdracht krijgen waarvoor je nieuwsgierig moet zijn. Die opdrachten zijn zeer uiteenlopend bv. een kleur zoeken, een afmeting raden, iets zoeken dat ver weg staat, letters ontdekken, … Op die manier verwerven kleuters steeds meer inzicht in de wereld waarin ze leven. Het fijne aan dit boek is natuurlijk ook dat het telkens helemaal nieuw wordt wanneer je het in een andere omgeving gebruikt. Dan zijn er immers andere kleuren, letters, grote en kleine dingen, … Bovendien stimuleren de opdrachten de manier waarop je kijkt naar de dingen om je heen. Prettige kijkervaring gegarandeerd!
Manceau, E. (2014). Curieuzeneus. Leuven: Davidsfonds/Infodok.