BOUWEN
Als je bekijkt wat een zwaar werk graafmachines, bulldozers, hijskranen en cementmolens overdag leveren, is het niet moeilijk te begrijpen dat ze ook rust nodig hebben. Die rust daalt ‘s avonds wanneer de maan opkomt en de sterren verschijnen over het bouwterrein neer. Maar dat kan pas wanneer alle slaaprituelen (verhaaltje, tanden poetsen, …) achter de rug zijn. Want alle machines worden voorgesteld als ‘mensen’ om de herkenbaarheid voor de kleuters te vergroten. De illustraties beslaan telkens een dubbele pagina. Ze brengen de overgang van dag naar avond en nacht duidelijk in beeld.
Duskey Rinker, S. (2016). Slaap maar fijn, bouwterrein. Amsterdam: Moon.
Een hervertelling van het verhaal van ‘De drie biggetjes’. In dit geval gaat het om vijftien kleine varkentjes die een huis willen bouwen. Ze kopen materiaal in de doe-het-zelfzaak en gaan dan aan de slag. Elk varkentje heeft zijn eigen persoonlijkheid, wat een grote variatie en creativiteit tot gevolg heeft in de bouwwerken. Maar dan komt de wolf en … Het vervolg kun je raden. Of niet? Leuk aan dit boek zijn de bizarre constructies die in elkaar gestoken worden. Nog leuker zijn de zelfklevende materialen die zich achterin het boek bevinden en waarmee je zelf aan de slag kunt om je droomhuis te bouwen.
Débat, A. (2018). Cabanes. Parijs: Babelio.
‘En dat doen we dus’ is niet alleen de titel van dit boek maar ook het zinnetje dat elke dag van de week terugkomt in dit boek. Vier bouwvakkers gaan op een groot bouwterrein aan de slag. Slechts gaandeweg – naarmate de week vordert – wordt duidelijk wat ze aan het construeren zijn. De vier bouwvakkers, olifant, krokodil, giraf en gorilla, zien er als dieren uit maar hebben menselijke eigenschappen: praten, werken, … Ze werken trouwens met reusachtige graafmachines, bulldozers en andere voertuigen waarvan de kleuren mooi afsteken tegen het grijs van cement en beton. De illustraties zijn in de bekende stijl van Leo Timmers die stilaan in voertuigen gespecialiseerd is. De tekst is een vertaling van Bart Moeyaert en bestaat uit korte zinnetjes op rijm.
Reidy, J. (2016). En dat doen we dus. Amsterdam: Querido.
Ernest en Célestine zijn echt goede vrienden en besluiten samen een hut te bouwen in het bos. Wanneer de hut klaar is, blijkt ze al spoedig bewoond te worden door een onbekende, dakloze beer. Célestine wil hem het liefst van al verjagen, maar dan leert ze de beer kennen … De tekst van het verhaal bestaat voornamelijk uit de gesprekken die Ernest en Célestine met elkaar voeren. Met daarbovenop de briefjes die de onbekende beer schrijft. Het boek bevat illustraties in aquarel met veel grijs- en bruintinten die het geheel een zacht uitzicht geven en een soort warmte doen uitstralen. Dat past perfect bij de inhoud van het verhaal.
Vincent, G. (2017). Ernest en Celestine bouwen een hut. Brussel: Casterman.
Bart is bijzonder gefascineerd door een grote bouwwerf in zijn buurt. Urenlang kan hij de bouwvakkers en hun dagtaak observeren. Hij weet dat buitenstaanders niet toegestaan worden op de werf, maar wanneer stoere puberjongens hem uitdagen, durft hij de bouwwerf toch te betreden. Hij daagt hen op zijn beurt uit en zegt hen dat ze de politie moeten bellen. Kleine Bart gaat onmiddellijk aan de slag met de cementmolen, de pletwals en de kraan. De puberjongens kunnen hun ogen niet geloven, roepen onophoudelijk dat Bart uit de kraan moet komen en bellen de politie. De aandachtige kijker ziet in de tekeningen van Alice Hoogstad dat Barts acties slechts een doel voor ogen hebben: de boeven vangen die in de achtergrond een bank aan het overvallen zijn. Voor wie het niet gezien heeft, brengt de ontknoping verheldering. Bart is in elk geval de held van de dag en mag voortaan zo vaak de werf op als hij maar wil.
Veldkamp, T. (2015). Kom uit die kraan. Rotterdam: Lemniscaat.
Wanneer de winter nadert, begint Beer takken en zacht mos te verzamelen om in comfortabele omstandigheden zijn winterslaap te kunnen houden. Eekhoorn, Egel, Kip en Varken lachen Beer daarom uit. Wanneer de winter echt aanbreekt, lijden de vier dieren kou en ze vragen Beer om een plaatsje in zijn hol. Beer gunt hen die plaats en wil dan verder slapen maar dat is buiten Kip, Varken, Eekhoorn en Egel gerekend… Grappige illustraties en vlot voorleesbare tekst die ook aanleiding geeft om de verschillende seizoenen en hun kenmerken met de kleuters te bespreken.
Yeoman, J. & Blake, Q. (2010). Beer bouwt een winterhuis. Utrecht: De Fontein.
Klik hier om het verhaal te bekijken.
Bouwwerven zijn overal te vinden. Het kan dan gaan om huizen, flatgebouwen, wegenwerken – bruggen incluis- en ondergrondse bouwwplaatsen. Dit boek besteedt aandacht aan het bouwen van een flatgebouw: wat gebeurt er onder de grond voor je bovengronds aan het zichtbare gedeelte kan beginnen. Daarna staat de auteur stil bij het aanleggen van een brug: ook hier weer – wat moet er eerst in de grond gebeuren voor een brug op de pijlers kan geplaatst worden. Ten slotte komt ook het aanleggen van een metro aan bod. Per pagina is een korte, heldere uitleg voorzien over de werf in kwestie. De paginagrote illustraties zijn uitklapbaar waardoor er ruimte is voor een heleboel details die kleuters ongetwijfeld zullen boeien.
Seelig, S. (2018). Bouwplaatsen boven en onder de grond. Amsterdam: Holland.
Sander heeft in de etalage van de speelgoedwinkel een erg mooie, gele graafmachine gezien die hij supergraag wil hebben. Hij is dan ook reuzeblij wanneer hij op een dag een echte graafmachine in de straat ziet staan. Hij wordt beste maatjes met de bestuurder ervan zeker nadat die per ongeluk zijn fiets beschadigd heeft. Sander vraagt of hij ook eens met de graafmachine mag werken. Dat mag op voorwaarde dat hij het niet aan zijn vriendjes vertelt. Sander schept een vrachtwagen vol zand. Als klap op de vuurpijl krijgt hij voor zijn verjaardag de graafmachine uit de speelgoedwinkel. Daar kan hij erg goed mee werken. Maar hij verklapt niemand hoe dat komt.
Sohar, D. (2009). Sanders graafmachine. Rijswijk: De Vier Windstreken.
WONEN
Een boek zoals we gewend zijn van H.Dexet: vrolijke kleuren, hardkarton, dus bestemd voor kinderhandjes, duidelijke lijnen en een voor peuters en kleuters herkenbare context. In dit geval heeft de auteur het over allerlei woonvormen zowel van mensen als dieren. Elke dubbele pagina laat een ander soort woning zien. Denk aan een rijtjeshuis of een bijenkorf of… Per dubbele pagina formuleert de auteur ook een vraag die kleuters kunnen beantwoorden door de illustraties aandachtig te bekijken. Ook in dit boek zijn – vaak verrassende – doorkijkjes te vinden. Dat maakt het nog eens extra aantrekkelijk.
Dexet, H. (2017). Huizen. Wielsbeke: De Eenhoorn.
‘Wat heerlijk!’, denkt Kleine Muis wanneer ze een mooie, rode appel voor haar holletje ziet liggen. Ze probeert de appel in haar hol te krijgen, maar de appel is te groot. Dan maar op zoek naar een ander hol! Kleine Muis klopt aan bij Das, Konijn, Mol en Beer. Niemand heeft plaats voor Kleine Muis en haar appel. Behalve Beer, hij is de enige die een muis in zijn hol wel ziet zitten. Gelukkig denkt Kleine Muis er tijdig aan dat intrekken bij Beer waarschijnlijk geen al te best plan is. van al dat zoeken krijgt Kleine Muis honger. Dus eet ze van de appel tot er nog enkel een klokhuis overblijft. Dat klokhuis past gemakkelijk in het eigen hol van Kleine Muis … Leuk stapelverhaal, erg mooi geïllustreerd in eerder donkere kleuren.Ook in dit boek zijn doorkijkgaatjes. Ze zorgen ervoor dat je vanuit elk hol naar Kleine Muis kunt kijken.
Horáček , P. (2005). Kleine Muis zoekt een huis. Haarlem: Gottmer.
Hoofdpersonages in dit zoekboek zijn Dries, zijn zus Lies en een poes waarvan je soms enkel de staart te zien krijgt. Dries en Lies spelen verstoppertje en daarom komt Dries in alle kamers van het huis. Per kamer is een dubbele pagina voorzien en doorheen de illustratie die er staat krijg je als lezer 1 of 2 versjes of liedjes. Die beschrijven wat er op de illustratie gebeurt. Bv. Dries blaast tegen een uitgebloeide paardebloem en dan krijg je een versje over die activiteit: ‘Blie bloe blaasmaarkind…’. De versjes zijn op niveau van de doelgroep: eenvoudig taalgebruik en korte zinnen. Je kunt dus als kijker op zoek gaan naar wat in het versje of liedje beschreven wordt. Plezier gegarandeerd.
Wille, R. (2009). Klop klop klaar … Ben je daar? Tielt: Lannoo.
Wat is ‘Thuis’? Dat is de vraag waarrond dit prentenboek draait. Het antwoord is tegelijkertijd eenvoudig en ingewikkeld. ‘Thuis’ kan alles zijn: een huis op het platteland, een paleis, een schoen, een holle boom, … Zowel realistische woonvormen als gefantaseerde woningen komen aan bod. De auteur haalt zijn inspiratie dan ook zowel in de echte wereld als in mythen en sprookjes, in de mensenwereld én in de dierenwereld. Na een tijdje wil de auteur de fantasie van de kijker aan het werk zetten met de vraag: ‘Wiens huis is dit?’ Daarop volgen huizen die erg tegengesteld lijken, stof tot praten bieden of enige uitleg vergen. Zeker is dat dit echt een boek is dat je perfect kan gebruiken als je het met de kleuters over ‘wonen’ wil hebben en zeker als je hen zelf over hun ‘thuis’ wil laten vertellen. Want of je nu in een appartement of in een mobilhome woont, telkens zijn er elementen die ervoor zorgen dat jij je er thuis voelt. En daar gaat dit boek uiteindelijk over.
Ellis, C. (2015). Thuis. Amsterdam: Leopold.
Weet jij wie er in je straat woont? De samenstellers van dit boek stellen hun buren voor en dat zijn best wel ongewone wezens. Denk aan een zeemeermin in een reusachtige vissenkom, aan Tante Truitje die echt alles breit (zelfs de cactussen op haar vensterbank) of aan Cowboy Henk in zijn saloon. Het zijn vooral de illustraties die je doen kennismaken met de bewoners want de tekst op rijm heeft niet zoveel om het lijf. Leuk aan dit boek is dat de samenstellers oof zichzelf en het huis waarin ze wonen voorstellen. Op de schutbladen voorin krijg je een overzicht van alle huizen in de straat. Op de schutbladen achterin de portretten van de bewoners in de volgorde waarin ze wonen. Grappig boek.
Meinderts, K. (2012). Bij ons in de straat. Rotterdam: Lemniscaat.
Het Muizenhuis is de woning van een heleboel muizen. De verlegen muis, Sam, woont er samen met een heel grote familie. Durfal Julia woont er alleen met haar mama. Sam en Julia zijn de beste vrienden en doen alles samen. In hun kleine wereld vol bijzonder ingerichte kamertjes ontmoeten ze heel veel andere muizen. In andere boeken uit deze reeks beleven ze ook een heleboel avonturen. Het boek moet het hebben van de illustraties. dat zijn foto’s van de interieurs van het Muizenhuis die door de auteur zelf ontworpen en gerealiseerd werden. De tekst doet niet zoveel terzake. maar door de verscheidenheid aan inrichting van de verschillende kamers, past dit boek wel in een project rond ‘wonen’. Om er een idee van te krijgen kun je kijken op: https://www.bing.com/videos/search?q=Het+muizenhuis%3a+Sam+en+Julia&view=detail&mid=1CACB20C83662FA6FD261CACB20C83662FA6FD26&FORM=VIRE
Schaapman, K. (2011). Het Muizenhuis: Sam en Julia. Amsterdam: Rubinstein.
Ferdy vindt tijdens een van zijn speurtochten naar interessante dingen Vogel en wil een gesprek aanknopen, maar Vogel zegt niets terug. Samen met zijn vrienden bedenkt Ferdy allerhande manieren om Vogel aan de praat te krijgen, maar die blijft zich in stilte hullen. Benieuwd of Vogel zich uiteindelijk thuis zal voelen bij zijn nieuwe vrienden…
Bekijk alvast de trailer van dit vertederende verhaal: http://www.peuterplace.nl/kinderboeken/een-huis-voor-vogel.htm
Stead, P. C. (2013). Een huis voor vogel. Amersfoort: De Vrije Uitgevers.
Tijdens één van zijn talloze avonturen vindt Bever de weg naar huis niet meer terug. Akita de hond staat hem bij in zijn zoektocht rond de hele wereld. Vanuit een luchtballon ontdekken de twee vrienden de verschillende woningen en omgevingen van minder bekende dieren. Magnus Weightman zorgt voor grote prenten – telkens twee pagina’s gevuld – waarin je de natuurlijke habitat van de verschillende dieren tot in detail kan verkennen. Terwijl de kleuters samen met Bever en Akita op avontuur gaan, zullen ze heel wat nieuwe dieren en hun specifieke woningen leren kennen. Plezierig is ook de wereldkaart op het einde van het verhaal die het avontuur letterlijk in kaart brengt.
Weightman, M. (2017). Welkom thuis, Bever! Hasselt/Amsterdam/New York: Clavis.
Harry is een behoorlijke dikke kater die vooral binnen wil zijn. Tot hij op een dag een vlinder ziet die vraagt of hij tikkertje wil spelen. Dat lijkt Harry wel wat en hij gaat Vera de vlinder achterna. Hij slaagt er niet in haar te vangen, meer zelfs Vera verdwijnt en op dat moment ontdekt Harry dat hij verdwaald is. Hij wil kost wat kost terug naar huis en met een omweg langs een kartonnen doos die snel verregend is en een vuilnisbak, ontmoet Harry een andere poes die bereid is Vera mee te zoeken. Wat er dan gebeurt, is adembenemend mooi op de illustraties weergegeven en gelukkig… eind goed, al goed. Sobere tekst ondersteund door sobere illustraties vormen samen een erg mooi prentenboek.
Timmers, L. (2017). Een huis voor Harry. Amsterdam: Querido.
Beer woont alleen in een afgelegen huis en heeft geen vrienden. De mensen vinden hem vreemd, maar hij vindt het zelf prima zo. Op een dag maakt een vogel een huis in zijn hoed. Beer eist dat de vogel hem gerust laat, maar de vogel heeft daar geen oren naar. Meer zelfs, hij roept al zijn vrienden erbij om ook een thuis te bouwen in de hoed van Beer. Beer geraakt stilaan gehecht aan het gefluit van de vogels die altijd dicht bij hem zijn. Wanneer de vogels gaan overwinteren in het zuiden, wil Beer niet toegeven dat hij zijn vrienden mist. Toch is de opluchting bijzonder groot wanneer hij bij het ontbreken van de lente zijn vrienden vrolijk hoort fluiten.
Imai, A. (2014). De wonderlijke hoed van Beer. Rijswijk: De Vier Windstreken.
Mark Janssen heeft een uitgebreid palmares opgebouwd als illustrator van tientallen kinderverhalen, maar weet zich pas echt te onderscheiden in zijn tekstloze prentenboeken. In ‘Eiland’ toont hij hoe hij aan vertrouwen gewonnen heeft en zijn werk sinds ‘Niets gebeurd’ heeft weten te verfijnen. ‘Eiland’ is net als ‘Dino’s bestaan niet’ en ‘Niets gebeurd’ een ware ode aan verbeeldingskracht en de overweldigende schoonheid van de natuur. De felle azuurblauwe tinten van de oceaan en de rijkgekleurde vissen en vogels zijn zonder meer prachtig. Ook deze keer krijgt de lezer kennisvoorsprong op de personages van het boek. In dit verhaal komen vader en dochter als schipbreukelingen op een eiland in het midden van de oceaan terecht. Zonder dat ze het beseffen zijn ze gestrand op het schild van een reusachtige schildpad, die op zijn beurt niet goed weet wat er zich boven het water afspeelt. De lezer krijgt een blik op de fascinerende wereld onder water en volgt hoe vader en dochter doorheen de vier seizoenen proberen te overleven op hun eiland boven water. De twee verhalen die zich zo dicht bij elkaar afspelen kennen elk hun eigen dynamiek waar ogenschijnlijk enkel de lezer volledig zicht op heeft. Pas helemaal op het einde komen de twee werelden samen in een prent die een nieuw licht werpt op het gehele verhaal. Een spannend prentenboek in sprankelende kleuren om steeds opnieuw te lezen dus.
Janssen, M. (2018). Eiland. Rotterdam: Lemniscaat.
Vos en Haas worden op een nacht gewekt door een hen onbekend geluid. Iemand dicht bij hen in de buurt roept voortdurend ‘oehoe’. Zou dat een spook zijn? Dapper gaan ze op verkenning uit en ontdekken dat het bordje ‘te huur’ op hun buurboom verdwenen is. De nieuwe huurder is een Uil. Uil blijkt te veel spullen te bezitten voor zijn nieuwe huis. Dus mogen Vos en Haas uitzoeken wat ze graag willen. Tevreden keren ze naar hun eigen huis terug, vergezeld van hun ‘nieuwe’ spullen en van het nu zachte oehoe-geroep van Uil. Het grote formaat van dit boek zorgt ervoor dat de prachtige, met verf ingekleurde, pentekeningen van Thé Tjong-Khing nog beter tot hun recht komen. De illustraties zorgen ervoor dat een aantal bladzijden in het boek echte zoekplaten worden. Mooie introductie ook van het personage Uil dat in verdere boeken samen met Vos en Haas ook een belangrijke rol blijft spelen.
Vanden Heede, S. (2006). Een buur voor Vos en Haas. Tielt: Lannoo.
In 1983 verscheen dit prentenboek in Japan en werd er in geen tijd een klassieker. Het verhaal is eenvoudig: een muizenfamilie (grootouders, ouders en 10 muizenkinderen worden op blz. 1 voorgesteld) moeten verhuizen. Een ‘muizenverhuistocht’ is uiteraard niet zonder gevaar: zo ontmoeten de muizen een wezel – niet direct hun grootste vriend- en moeten ze door een rivier proberen te geraken. Maar eind goed, al goed: ze vinden een knus onderkomen in een holle boom waar ze met vereende krachten het huis volledig in orde maken. Niemand hoeft iets alleen te doen, de muizen helpen elkaar zoveel mogelijk. Het verhaal wordt vooral gedragen door de sfeervolle, gedetailleerde tekeningen die steeds over 2 pagina’s doorlopen. De tekst bevat veel vragen en zorgt er op die manier voor dat de toehoorders of lezers ook aandachtig kijken. Het zorgt voor veel interactiviteit tijdens het vertellen. De schutbladen zijn verlucht met zwart-witte pentekeningen: vooraan wordt het bos getoond waarin de holle boom staat, achteraan krijg je en een inkijkje in de verschillende kamers van de muizenfamilie in de holle boom.
Iwamura, K. (2017). Veertien muisjes verhuizen. Hasselt/Amsterdam/New York: Clavis.
Caro verhuist met haar moeder naar een alleenstaand huis bovenop een heuvel. Wanneer zij daar ’s avonds laat aankomen, voel je in de donkere prent de dreigende onzekerheid van zo’n nieuwe omgeving. Caro voelt zich bijzonder eenzaam in het grote, kale huis. Gelukkig verschuilt Leeuwwitje – een grote leeuw zo wit als sneeuw – zich in de witte muren van het huis en sluit hij vriendschap met het kleine meisje. Ze hebben het zo gezellig samen dat Caro niet geneigd is naar buiten te gaan wanneer enkele vriendjes uit de buurt op de heuvel komen vliegeren. Toch spoort Leeuwwitje haar aan om de andere kinderen te leren kennen. ‘Blijven proberen’, is zijn devies en zo brengt hij voor de tweede keer kleur in Caro’s leven. Het is heerlijk spelen met haar nieuwe vrienden. Wanneer zij na verloop van tijd de muren kleurrijk komen schilderen, verdwijnt Leeuwwitje uit Caro’s huis maar niet uit haar leven. Want wie goed kijkt kan in sneeuwtapijten en witte wattenwolken de grote, vriendelijke leeuw terugvinden.
Jim Helmore won in Engeland al aanzien en literaire prijzen met ‘Stripy Horse’, maar met dit prentenboek breekt hij voor het eerst ook internationaal door. Daar zitten de vertederende prenten van Richard Jones ongetwijfeld voor iets tussen. ‘Mijn grote vriend Leeuwwitje’ is een delicaat prentenboek waarin de sfeervolle tekeningen de evolutie van het eenzame meisje naar de vrolijk spelende Caro die erop uittrekt met nieuwe vrienden overtuigend weten te verbeelden. Na de paginagrote prenten en het strak geschreven verhaal, onthouden we vooral dat we met vriendschap en vertrouwen net dat tikkeltje meer aandurven. En terecht.
Helmore, J. (2018). Mijn grote vriend Leeuwwitje. Amsterdam/Antwerpen: Querido.