Griezelen / bang zijn

Griezelen

JONGE KLEUTERS

De grootste griezelWie klein is, moet andere trucjes bedenken om de grootste griezel van de wereld te zijn. En dat doet de kleine spin want de slang, de krokodil, de zwarte neushoorn en zelfs de tijger zijn vreselijk bang van hem. Een eerste inkijk krijg je op: https://www.youtube.com/watch?v=yPa6dhhWh1o

Riphagen, L. (2017). De grootste griezel. Amsterdam: Querido.


aaa-woeKleine muis loopt door het donkere bos en opeens hoort ze een geluid – ‘Aaa-woe!’ – dat ze nog nooit gehoord heeft. Ze vraagt Uil om raad. Die vraagt Beer om raad en die vraagt op zijn beurt Eland om raad. Niemand herkent het geluid dus moet het wel van een nieuwe bosbewoner komen. Vast en zeker een gevaarlijk monster! Om daaraan te ontkomen klimmen de vrienden in een boom en op die manier ontdekken ze uiteindelijk van wie het geluid afkomstig is. De kleurrijke illustraties tegen een zwarte achtergrond passen uitstekend bij het griezelige karakter van het verhaal dat toch heerlijk rustgevend afloopt.

Lambert, J. (2017). Aaa-woe! Wie maakt dat geluid? Utrecht: Veltman.


MonsterboekIn dit tekstloze prentenboek verandert een meisje met een kleurkrijtje een zwart-witte stad in een kleurig geheel. De monsters die ze tekent komen telkens op de volgende bladzijde tot leven en slaan zelf ook aan het tekenen en zorgen mee voor meer kleur. Een andere mogelijkheid is dat de ‘kijker’ zelf voor meer kleur zorgt; hij/ zij kiest er dan voor zijn eigen weg uit te stippelen doorheen het boek en het te kleuren in monsterlijke kleuren. Het meisje en de monsters krijgen best wel wat tegenwerking van de stadsbewoners maar daar trekken ze zich niks van aan. Jammer dat de regen bij het einde van het verhaal alle kleuren opnieuw wegspoelt of toch niet …

Hoogstadt, A. (2015). Monsterboek. Rotterdam: Lemniscaat.


de-hongerige-trol.jpgTrol heeft honger en besluit in de stad op zoek te gaan naar een originele en rijke maaltijd. Kleine Finn is het eerste smakelijke hapje op zijn pad, maar die bedenkt snel een slim antwoord. Het gezin in de voorbijrijdende wagen lijkt toch veel aantrekkelijker? Trol wordt zo telkens afgeleid door een nog overtuigender menu, om uiteindelijk bij een confrontatie met een bulldozer het onderspit te moeten delven. ‘De hongerige trol’ heeft een klassieke thematiek en opbouw – waar de kleuters van zullen smullen – maar het zijn vooral de sfeervolle tekeningen en het dravende rijm die van dit boek een aanrader maken.

Woollard, E. (2017). De hongerige trol. Amsterdam: Leopold.


grote grijpmedan‘De Gruffalo’ van schrijfster Julia Donaldson en ‘Wij gaan op berenjacht’ van illustratrice Helen Oxenbury zijn bijzonder populaire en bekende prentenboeken, tot ver over de Engelse landsgrenzen heen. Wanneer Donaldson en Oxenbury een samenwerking aangaan, zijn wij uiteraard nieuwsgierig naar het resultaat. In ‘De Grote Grijpmedan’ durft Konijn op een dag zijn holletje niet meer in, omdat hij een onbekende stem vanuit zijn hol hoort roepen: ‘Ik ben de grote Grijpmedan en ik ben zo griezelig als maar kan!’ Met zijn vrienden Kat, Beer en Olifant bij zich, is hij minder bang, maar geen van hen lijkt een stap in het konijnenhol te durven zetten. Toch zijn ze erg gedreven om te weten te komen wie die Grote Grijpmedan is. Ben jij ook zo benieuwd?

De tekst is – zoals we dat van Donaldson gewoon zijn – vrij kort en in een eenvoudig rijm geschreven. De illustraties zijn klassiek en ogen oubollig, maar niemand heeft die stijl zo vakkundig in de vingers als Oxenbury. Met ‘De Grote Grijpmedan’ hebben de dames een griezelverhaal met veel humor op maat van kleuters gemaakt, waar zowel de voorlezer als de luisteraar vele keren van zullen genieten. Niemand beter dan de makers zelf weten het prentenboek te verkopen: https://www.youtube.com/watch?v=cvPzK4nggdM

Donaldson, J. (2017). De Grote Grijpmedan. Haarlem: Gottmer.


Ik wil het licht aan!De Kleine Prinses is niet bang voor het donker, wel voor de spoken die in de duisternis komen. Niemand kan haar van het spokenidee af te brengen tot iemand tegen haar zegt dat als spoken bestaan ze vast piepklein zijn. Dat brengt een verandering in de gedachtegang van de Kleine Prinses te weeg: als die spoken zo klein zijn, zijn ze vast ook bang. En dat blijkt meer dan waar te zijn. Want na het bange kleine spookje lijkt het boek weer te herbeginnen met een mama spook die klein spookje ervan probeert te overtuigen dat ‘kleine meisjes’ niet bestaan. Grappige tekst en humoristische illustraties.

Ross, T. (2009). Ik wil het licht aan! Amsterdam: Memphis Belle.


SpookjesTijdens een heel gewone nacht brengt de wind een heleboel spookjes mee. Ze maken heel veel plezier, ze zingen en ze tonen hun geheim wanneer ze zich te slapen leggen op de maan. Maar de maan blijkt zelf ook een spook te zijn, een blauw spook en verbergt nog een heleboel andere spookjes in zich… Het prentenboek speelt voortdurend met licht en donker en laat zien dat wat je denkt te zien niet altijd de werkelijkheid is en omgekeerd. Mooi uitgegeven en erg fantasiestimulerend!

Pico, E. (2007). Spookjes. Amsterdam: Nieuw Amsterdam.


OUDERE KLEUTERS

Spoken kloppen niet

Beer en Bosmarmot zijn de dikste vrienden en spelen heel veel samen. Wanneer Bosmarmot hoort dat Beer Eend gevraagd heeft om mee te spelen, vindt hij dat maar niks. Hij verzint allerlei plannetjes om dat te verhinderen, maar Beer overtuigt Bosmarmot ervan dat hij spoken ziet waar er geen zijn en de dieren trekken voortaan met z’n drieën op. In de winter, warm bij het vuur, ziet Bosmarmot opnieuw spoken maar deze keer achter het raam… De illustraties zijn ondersteunend en de mimiek van de dieren erg grappig.

Canal, E. (2016). Spoken kloppen niet. Hasselt/Amsterdam/New York: Clavis.


Het badmonsterTwee vrienden, Milan en Lucas, spelen dolgraag in de modder. Telkens Milan helemaal vuil thuiskomt, zet zijn mama hem in bad en zegt dat als hij zich niet wil wassen het badmonster hem zal komen halen. Dat zit  – zien we op de tekeningen – onder de afvoer en zuigt met een rietje het vieze slijk/badwater op. Maar op een dag gelooft Milan niet meer in badmonsters en weigert in bad te gaan. Dat leidt tot een erg verrassend einde van het verhaal. Gezien de sterkte van de illustraties van Tony Ross zou het boek perfect zonder tekst kunnen verteld worden.

Boyd, C. (2015). Het badmonster. Amsterdam: Memphis Belle.


De grote gevaarlijke grompel

Muis heeft een boek gelezen over ‘een grote, gevaarlijke Grompel die niemand ooit heeft gezien’ en overhaalt haar vrienden om naar hem op zoek te gaan. Op de cover van het boek gaan Muis, Hond en Poes de heuvel op want het huis bovenop de heuvel is hun doel. Prachtig geïllustreerd zie je welke hulpmiddelen de drie vrienden meenemen. Bovendien komt daar de tekst van de hand van Bette Westera bij : “Pak je lamp, pak je touw. Pak een cupcakeje, gauw. Want de grompel heeft trek, zeker weten.” Na allerlei enge geluiden en gevaren getrotseerd te hebben, klopt het inderdaad… de Grompel slaapt in een bed in het bewuste huis. De drie vrienden zijn doodsbang, maar dat blijkt niet terecht te zijn.

Freedman, C. (2015). De grote gevaarlijke Grompel. Amsterdam: Querido.


Sneeuwwitje breit een monsterSneeuwwitje is in dit boek de naam van een witte geit die graag breit. Op een dag breit ze kleine geitjes. Dat vindt ze leuker dan sokken breien. Maar dat is niet naar de zin van Mevrouw Schaap die een heleboel aanmerkingen heeft op het breiwerk van Sneeuwwitje. Dan breit Sneeuwwitje een wolf om mevrouw Schaap op te slokken en een tijger om de wolf te verslaan. Uiteindelijk moet ze zichzelf in de kast in veiligheid brengen. Gelukkig heeft ze nog de tijd om een groot monster te breien. Humoristisch verhaal waarin veel sprookjeselementen verwerkt zitten en waarvan de spanningsboog erg goed is opgebouwd. Kleuters genieten er zeker van!

Van Haeringen, A. (2014). Sneeuwwitje breit een monster. Amsterdam: Leopold.


Een monster te veelDe buurvrouw van de geit Sneeuwwitje neemt elke avond een reuzensprong om in haar bed te komen, want Dora is er zeker van dat er een groot zwart monster onder haar bed ligt. Daar weet Sneeuwwitje wel wat op: ze breit een monster met veel roze. Dat zal het zwarte monster wel verjagen. Jammer genoeg lukt dat niet; het roze monster helpt waar het kan maar het wil niet onder Dora’s bed slapen. Er wordt nog een tweede monster gebreid, vervolgens een tweelingmonster, maar niks helpt. Dus besluit Sneeuwwitje om zelf eens onder Dora’s bed te kijken. Wanneer ze dat doet, schrikt ze en duikt met een geweldige sprong Dora’s bed in. Het bed stort in en het zwarte monster is verdwenen.  Net zoals het eerste boek over de geit Sneeuwwitje een goed opgebouwd verhaal met veel humor: lachen en griezelen dus in één vaatje.

Van Haeringen, A. (2016). Eén monster te veel. Amsterdam: Leopold.


Max en de maximonstersDit prentenboek is een echte klassieker vooral omwille van de sprekende illustraties. De tekst is beperkt – zo start het verhaal met 1 zin die over 3 bladzijden doorloopt. De plot is heel eenvoudig. Max wordt zonder eten naar bed gestuurd omdat hij stout is geweest. In zijn bed droomt hij dat hij door een bos loopt, bij de zee komt en in een boot de zee overvaart naar een eiland vol monsters. Max kan hen allemaal de baas en wordt tot koning uitgeroepen. Hij speelt samen met de monsters allerlei wilde spelletjes en stuurt hen uiteindelijk zonder eten naar bed. Dan bereikt de geur van lekker eten Max’ neus en wordt hij wakker.

Sendak, M. (1973). Max en de maximonsters. Rotterdam: Lemniscaat.


Help! een gobbelgobbelmonsterMartijn is er vast van overtuigd dat er een gobbelgobbelmonster onder zijn bed zit. Op een nacht droomt hij dat zijn bed met hem erin de benen neemt. Onderweg krijgt Martijn een heleboel ‘medeslapers’ zoals een wolf, een krokodil en een leeuw die bij hem in bed stappen. En dan verschijnt ook het gobbelgobbelmonster. In de illustraties ligt de nadruk op de gelaatsuitdrukkingen van de verschillende figuren. Per bladzijde zijn er drie tot vier regels tekst.

Van Loon, P. & De Wolf, A. (2005). Help! Een gobbelgobbelmonster. Amsterdam: Leopold.


Het boeboekEen bizar verhaal over een boeman, een boevrouw en een boebaby die in een griezelig huis aan het Rilmeer wonen, vlak bij de Bibberbergen. Rondom hen wonen nog wel wat akelige wezens zoals een stel vleermuizen en een zwarte kat. Het koppel heeft maar 1 probleem: de boevrouw schrikt van elk geluid en gilt telkens om ter luidst bij het horen van een geluid. De boeman besluit voortdurend ‘boe’ te zeggen want daar schrikt zijn vrouw niet van en dan weet ze altijd waar hij is. De boevrouw is heel blij met dat plan en antwoordt telkens luid en duidelijk ‘boe’ terug. Maar door al dat geboe durven de mensen niet meer in de buurt van het meer en de bergen komen. Zelfs de akelige dieren slaan op de vlucht. Dus besluit boeman een paar koeien te kopen. Zij vinden ‘boe’ heel gewoon.

Dros, I. & Geelen, H. (2010). Het boeboek. Amsterdam: Querido.


Wat me nu toch gebeurde op weg naar school...Wanneer de juf een jongetje vraagt waarom hij te laat op school is, vertelt hij wat hij onderweg allemaal heeft meegemaakt. Wat hij vertelt komt recht uit de sprookjeswereld: reuzenmieren die je ontbijt stelen, dan maar ontbijten aan het peperkoeken huisje, Kingkong ontmoeten, vechtende Ninja’s en ga zo maar door. Juf twijfelt, zeker wanneer het jongetje ook nog zegt dat hij zijn rugzak vergeten was. Het prettige van dit boek zit in de illustraties die een heleboel dingen tonen die de tekst niet vertelt. Het verhaal spreekt de fantasie van kleuters zeker aan en als je voldoende lang samen met de kleuters de prenten bekijkt, wordt heel veel duidelijk.

Cali, D. (2015). Wat me nu toch gebeurde op weg naar school… Utrecht: De Fontein.


prullalamonsterElke dag gaat een jongetje schommelen in het bos. Wat het jongetje niet weet is dat er in het bos een prullalamonster woont dat dol is op kindjesvlees. Op een dag ontwaakt het prullalamonster met vreselijke honger. Hij loopt door het bos, ziet het jongetje en roept ‘Prullala!’. Maar het jongetje is helemaal niet bang van hem. Dan druipt het monster af en voedt zich met blaadjes. Hoe het komt dat het jongetje niet bang is zie je als je goed naar de fijne illustraties kijkt. Zij dragen het verhaal met hun roodbruine en blauwgrijze tinten. Elke illustratie straalt een bepaalde sfeer uit door middel van een heleboel details. Knap ook hoe de toehoorder/kijker zich een beeld van het monster kan vormen zonder dat het ergens wordt afgebeeld.

Mulders, J. (2013). Het prullalamonster. Gent: Abimo.


WolvenKonijn wil wat meer te weten komen over wolven en ontleent daarom een boek met de gelijknamige titel in de bibliotheek. Al lezend zien we dat een wolf over konijns schouder meeleest en dat die wolf steeds groter wordt en konijn steeds kleiner. Al lezend ontdekt konijn ook dat hijzelf een lekker hapje voor de wolf is. Gelukkig vertelt de auteur erbij dat het maar een verhaal is. Daarna volgt een aanmaning van de bibliotheek om het boek terug te brengen. Bibliotheekkaart, aanmaningsbrief, boekkaart in een boekhoekje, … al deze elementen zijn terug te vinden in het boek. Deze elementen maken het spannende verhaal wel interactief maar ook gedateerd. Kleuters zullen boekkaarten e.d. immers niet meer herkennen in de gedigitaliseerde omgeving die een bib vandaag is.

Gravett, E. (2007). Wolven. Houten: Van Goor.


Vlad Vampier wil geen bloedDe kleine Vlad lijkt een vampier te zijn net zoals de rest van zijn familie. Alleen wil Vlad geen bloed drinken. Hij wil ‘groen eten’. Dat is niet naar de zin van zijn papa; die wordt boos van zoveel onzin. De mama van Vlad is ook bezorgd dat hij niet gezond zal blijven en zijn broertjes lachen Vlad vierkant uit. Maar Vlad houdt voet bij stuk. Een griezelverhaal zonder bloed én met vegetarische recepten.

De Pelseneer, R. (2017). Vlad Vampier wil geen bloed. Wielsbeke: De Eenhoorn.


Emma in het spookhuisEmma is een haas die veel last heeft van nachtmerries vol monsters en ander angstaanjagend grut. De dokter aan wie ze dit vertelt constateert ‘monsterfobie’ en geeft haar een boek mee waarin ze alles over monsters kan leren. Emma doet dit ijverig en besluit op een dag ze klaar is om een spookhuis op de kermis binnen te gaan. Daarbinnen schakelt ze, tot grote ergernis van de baas van de kermisattractie, alle monsters uit. Dat de baas boos is, deert Emma niet – ze heeft haar angsten overwonnen. Lichtjes naïef geïllustreerd prentenboek waar de prenten nog sprekender zijn dan de tekst.

Waechter, P. (2007). Emma in het spookhuis. Amsterdam: Querido.


Bang zijn

JONGE KLEUTERS

het_boek_is_bang-minIn een boekenreeks bestemd voor peuters kunnen boeken ook gevoelens hebben; we hadden al een boos, een vermoeid en een verliefd boek, deze keer is het boek bang. Opnieuw speelt kleine muis een rol en nodigt die de ‘kijker’ uit tot interactiviteit. De ‘kijker’ moet ervoor zorgen dat het boek niet langer bang is door het water te laten drinken, geluiden van buitenaf thuis te wijzen, het nachtlampje aan te knippen, enz. Het boek – niet meer dan een groen vlak met ogen, neus en mond – staat telkens rechts en heeft een uitgesproken mimiek. Doorheen het boek ziet de ‘kijker’ het effect van zijn acties en neemt de angst van het boek zichtbaar af. Op de linkerbladzijde staan de tekst en de kleine muis die de ‘kijker’ aanspreekt. Een boek waarmee peuters zich kunnen vereenzelvigen terwijl ze zelf de troostende rol aannemen. 

Ramadier, C. (2019). Het boek is bang. Wielsbeke: De Eenhoorn.


Mijn bange hartjeDe cover van dit boek springt meteen in het oog dankzij twee uitgesneden vormen waardoor boze ogen priemend naar je kijken. Doe je het boek open dan kijken die ogen helemaal niet meer zo boos want ze staan samen met een lachende mond. Doorheen het boek zijn meerdere van die uitsnijdingen te vinden die verschillend zijn wanneer je ze op de ene of de andere bladzijde ziet. Het verhaal zelf heeft niet zoveel om het lijf: een klein meisje is bang van een heleboel dingen maar heeft er ook allerlei oplossingen voor bedacht. Denk aan in mama’s hand knijpen bij een boze hond, een zachte pyama en een nachtlichtje tegen donkermonsters enz. De tekst die gehanteerd wordt is af en toe poëtisch en mogelijk daardoor net iets boven het niveau van de doelgroep, de jongste kleuters. Dat maakt natuurlijk dat ook oudere kleuters plezier zullen beleven aan dit boekje.

Witek, J. (2017). Mijn bange hartje. Antwerpen: Oogappel.


Bruut durft allesBruut het everzwijn lijkt van niets of niemand bang tot hij op een dag een spin tegenkomt. Daarvan is Bruut zo bang dat hij in een boom klimt en zelfs weent. Door toedoen van zijn vrienden uit het bos ontdekt Bruut dat je dapper kan zijn door te bekennen dat je bang bent. Bruut en de spin – die trouwens ook voor Bruut bang is – worden de ‘beste bange vrienden’. Vrolijk getekend prentenboek waarin vooral Bruut doet denken aan dieren uit ‘De Leeuwenkoning’. Het prentenboek maakt deel uit van de reeks ‘Mijn naam is haas’ van uitgeverij Bruna.

Tulp, W. (2011). Bruut durft alles. Amsterdam: AW Bruna uitgevers.


Koning Koen en de DraakDrie jongens, Koen, Joris en Casper, bouwen een heus fort in de tuin en amuseren zich met het vechten tegen monsters en draken. Wanneer het donker wordt, komen twee reuzen – ouders – langs om Joris en Casper op te halen. Koning Koen vecht alleen verder maar is toch wel een beetje bang van de geluiden die hij in de schemering hoort. Dan doemt een reuzegrote schim op op het tuinpad… In haar hartverwarmende stijl tekent Helen Oxenbury de leefwereld van jonge kinderen waarin draken en monsters niet angstaanjagend maar toch een beetje eng zijn. De beperkte tekst is op rijm.

Bently, P. (2012). Koning Koen en de draak. Rijswijk: De Vier Windstreken.


Er ligt een krokodil onder mijn bed!Deze klassieker onder de prentenboeken werd herdrukt in 2014. De tekenstijl én de tekst veranderden een beetje, maar nog steeds is het dappere Lotje van geen kleintje vervaard. Zelfs niet van een krokodil, die op haar beurt als opdracht kreeg 1000 kinderen van hun angst te verlossen. Dit prentenboek heeft dus enerzijds met nacht te maken omdat het over slapen gaat, maar het wil vooral kleuters helpen bij het overwinnen van hun angsten.

Schubert, I. & D. (2014). Er ligt een krokodil onder mijn bed! Rotterdam: Lemniscaat.


de moedhoedMees, een klein jongetje, is dikwijls bang. Fladderende duiven maken een angstaanjagend geluid vindt hij. Blaffende honden zijn vreselijk en uit grote gebouwen kunnen ook vreemde geluiden komen. En wat te denken van de geel en oranje strepen die ‘s nachts door zijn raam schijnen en van de krokodil onder zijn bed?! Gelukkig heeft Mees een opa die hij helemaal vertrouwt en die opa weet raad. Hij vouwt van krantenpapier een ‘moedhoed’ voor Mees. Met de moedhoed op je hoofd hoef van je niks of niemand nog bang te zijn, Mees! En het klopt… Mees ontdekt wat de geluiden en kleuren in werkelijkheid zijn en leert zo zijn angsten te overwinnen. Op de achterste schutbladen vindt de lezer een vouwschema voor een moedhoed.

Dijkstra, L. (2013). De Moedhoed. Amsterdam: Moon.


OUDERE KLEUTERS

924x1200Bij dit boek valt meteen de bijzondere cover op. In een toverachtig kleurenpalet is een bosrijk landschap geschetst waarin een Konijn en een Hert getekend worden met Oost-Indische inkt. Ze zien er erg menselijk uit en hun houding straalt liefde uit. Binnenin blijkt het boek te bestaan uit 10 verhalen waarin telkens een andere figuur de hoofdrol speelt: Soldaat, Boek, Schaduw, Kat, Grote Beer, Konijn, Hert, … Toch blijken die 10 verhalen stuk voor stuk onderdeel van een groter geheel,  een aparte wereld. Een stukje ervan: Konijn blijkt te vondeling te zijn gelegd voor de deur van Hert. Het eerder bang aangelegde Hert zorgt op een liefdevolle manier voor Konijn. Op een dag valt Konijn in een put en wordt daaruit gered door Soldaat (die blijkt een kind met een helm te zijn). En ga zo maar door… Doorheen de doorzichtige aquareltechniek waarmee de pentekeningen zijn ingekleurd en worden omgeven, ontstaat een heel bijzondere wereld. De figuren en voorwerpen die daarin figureren zijn antropomorf. De tekst sluit hierbij naadloos aan dankzij het poëtische taalgebruik waarin de figuren haast filosofische gesprekken houden met als onderwerp ‘bang zijn’, alleen zijn’ en ‘samen zijn’. Een opvallend prentenboek.

Rutten, M. (2014). Nooit meer bang. Bristol: Book Island.


550x718Jezelf overstijgen en daardoor je wereld meer kleur geven. Dat doet het verlegen konijntje Vliertje uiteindelijk toch na lang aarzelen. Want Vliertje leeft het liefst van al verstopt in haar brievenbushuisje. Maar op een dag valt er een brief in de bus geadresseerd aan de maan. Durft Vliertje het aan de brief aan de maan te bezorgen? Na veel angst en twijfel uiteindelijk wel. Maar daarvoor moet Vliertje een heuse queeste aangaan. In de eerste plaats met zichzelf en daarnaast met de buitenwereld. Op die manier vergroot de wereld van Vliertje van de brievenbus over buiten de brievenbus en met een zelfgemaakte ballon tot aan de maan en terug. De illustraties laten duidelijk zien dat dat zorgt voor meer kleur in het leven van Vliertje. Op de voorste schutbladen zijn alle tekeningen van Vliertje in zwart-wit, op de laatste zijn ze allemaal in kleur.

Min, C. (2021). Verlegen Vliertje. Leuven: Davidsfonds/Infodok.

9200000117183596Monsta is het beu! Jarenlang heeft hij alle monsterregels en -trucjes toegepast, maar niets kon het jongetje onder wiens bed hij woonde bang maken. Daarom schrijft Monsta een afscheidsbrief waarin hij de gebeurtenissen van de afgelopen jaren op een rijtje zet en besluit dat het kind ‘onrepareerbaar’ is. Tijd dus voor een andere job! De omkering in dit verhaal is erg grappig: we zien hoe het jongetje zich nooit van iets bewust geweest is terwijl Monsta verwoede pogingen bleef ondernemen om de aandacht te trekken. Verder is het prentenboek rijk geïllustreerd in zachte paars- en aardetinten en de tekst wordt op vuil briefpapier weergegeven met het handschrift en de gebrekkige spelling van Monsta. De illustrator is erin geslaagd om het lelijk ogende monstertje toch een hoge aaibaarheidsfactor te geven. Als lezer krijg je gaandeweg steeds meer sympathie voor het wezentje dat echt alles uit de kast haalt om ‘Kint’ bang te maken. Uiteindelijk vind je het zelfs bijna jammer dat hij zich gedwongen ziet om te vertrekken. Gelukkig stuurt Monsta helemaal aan het einde van het boek een tweede briefje waarin hij ‘Kint’ uitnodigt voor zijn huiveringwekkende show in het circus. Zijn tweede carrière als monster blijkt dus succesvol en daar ben je dan als lezer gelijk ook blij om. Een grappig monsterverhaal dat zich erg vlot laat voorlezen!

Zipfel, D. (2020). Monsta. Rijswijk: De Vier Windstreken.


Olivier en het BrulmonsterOlivier gaat voor de allereerste keer logeren bij oma en opa en vindt dat best spannend. Midden in de nacht wordt Oliver wakker van een vreemd geluid. Hij besluit dat het het geluid van een brulmonster is en roept om hulp. Oma verschijnt aan zijn bed en het brulmonster is niet meer te horen, maar zodra oma even weg is klinkt het gebrul weer. Dus blijft Olivier roepen en deze keer verschijnt opa. Opa hoort het geluid ook én hij weet waar het vandaan komt. Gelukkig vindt opa een oplossing voor de snurkende oma. Mooi uitgegeven prentenboek, fijne illustraties en een leuk einde.

Van Hooft, M. (2017). Olivier en het Brulmonster. Wielsbeke: De Eenhoorn.


In het pikkedonkerJeroen is een vrolijke kikker, alleen als het donker wordt, wordt Jeroen bang. Dan hoort hij akelige geluiden, fantaseert vreselijke monsters en dus lukt slapen dan niet meer. Papa besluit om samen met Jeroen naar buiten te gaan kijken waar al die vreemde geluiden vandaan komen. Dat lukt aardig want de ‘kritskrats’ blijkt een gravende mol te zijn; de hoge ‘Piep’ een nachtvogel die fluit en een vis die uit het water springt maakt ook wel een vreemd geluid. Maar nu Jeroen het weet, kan hij slapen als de beste. De illustraties zijn grappig: ze stellen de kikkers voor als mensen maar er staat wel een bodempje water in hun huis. Plits, plats …

Crowther, K. (2002). In het pikkedonker. Amsterdam: Querido.


Trol en het PietertjeEen trol die er hier uitziet als een blauw monstertje denkt dat hij het liefst van al kleine jongetjes lust. Dus probeert de trol elke dag om 12u Pietertje te vangen. Die is hem telkens te slim af en lacht de trol zelfs uit. Op een dag verschijnt de trol niet meer en Pietertje denkt tevreden dat hij hem voorgoed verslagen heeft. Om dat te vieren gaat Pietertje cupcakes bakken en dan blijkt de trol zich in de keukenkast verstopt te hebben. Hij verslindt Pietertje met huid en haar en … spuwt hem onmiddellijk terug uit omdat Pietertje zo vies smaakt. Gelukkig zijn er de lekker ruikende en smakende cupcakes die het begin vormen van de vriendschap tussen de trol en Pietertje. Op het einde van het verhaal geeft de schrijver de tip altijd een cupcake op zak te hebben voor het geval je een trol zou ontmoeten. Het recept voor cupcakes vindt de lezer dan ook op de achterflap.

Stowers, A. (2014). Trol en het Pietertje. Utrecht: De Fontein.


Mijnheer Eekhoorn en de maanOp een dag rolt een grote gele bol kaas van de kar van de kaasboer de heuvel af en valt recht op het huis van Mr. Eekhoorn. Die schrikt zich niet alleen een hoedje maar denkt ook dat de maan op zijn dak gevallen is. Bij die gedachte wordt Meneer Eekhoorn nog banger; hij is schuldig aan het feit dat de maan niet meer aan de hemel staat. Stel je voor dat hij daarvoor in de gevangenis belandt! Dus is er maar een oplossing: de maan moet zo snel mogelijk verdwijnen. Prachtig geïllustreerd prentenboek dat duidelijk maakt dat ook je gedachten je soms onterecht bang kunnen maken.

Meschenmoser, S. (2008). Mijnheer Eekhoorn en de maan. Utrecht: Hoogland en van Klaveren.


Bang MannetjeBang Mannetje heeft zijn naam niet gestolen; hij is werkelijk van alles bang. Hij is bang om uitgelachen te worden, om zijn plaats op te eisen bij de bakker, voor een spook onder zijn bed en ga zo maar door. Op een dag vindt hij zelf dat het genoeg geweest is en besluit naar de Toverboom te gaan om van zijn angsten bevrijd te worden. Daarvoor moet hij een tocht maken door het Wilde Woeste Woud waar – de naam zegt het zelf – een boel gevaren loeren. Het mannetje overwint ze allemaal en dat vindt de Toverboom zo knap dat hij hem omdoopt tot ‘Best Wel Dapper Mannetje’. Thuisgekomen is het mannetje dan ook niet langer bang meer…

Stein, M. (2005). Bang mannetje. Rotterdam: Lemniscaat.


Het zwarte konijnAls Konijn op een zonnige ochtend uit zijn hol springt, staat er opeens een groot zwart konijn achter hem. Konijn beseft niet dat dat zwarte konijn zijn schaduw is en is er bang voor. Snel probeert hij dat andere konijn kwijt te raken, maar het volgt hem overal. Dus loopt Konijn het bos in en dan is het zwarte konijn verdwenen. Opeens verschijnt er echter een wolf. Konijn rent voor zijn leven en aan de rand van het bos wordt hij gered door het zwarte konijn.

Leathers, P. (2015). Het zwarte konijn. Rotterdam: Lemniscaat.


het donker‘Laszlo was bang voor het donker’. Dat is de eerste zin van dit boek. Want het donker komt door spleten en kieren en daar houdt Laszlo niet van. Gelukkig bestaan er lichtjes die het donker tegen kunnen houden. Maar wat moet Laszlo doen als zijn nachtlampje stuk gaat en het donker zijn kamer binnenkomt? Het bijzondere aan dit verhaal is dat ‘het donker’ een persoon lijkt te zijn met een stem en met gevoelens. Juist daarom durft Laszlo ‘het donker’ aan en kan hij zijn angst ervoor overwinnen. Mooie, eerder poëtische tekst die ondersteund wordt door donkere illustraties. Tekst en illustraties vormen een harmonieus geheel. Samen weten ze perfect de sfeer van het verhaal te pakken.

Klik hier om het spannende voorleesverhaal te bekijken.

Snicket, L. (2014). Het donker. Haarlem: Gottmer.


Licht uit!Aangezien uilen ‘s nachts actief zijn en overdag slapen is dat bij Robbe, een jonge bosuil, niet anders. Meer zelfs: Robbe is bang van het licht. Dat is wel vervelend, zeker als Tibo de egel en Emma de eekhoorn overdag met hem willen spelen. Tibo en Emma verzinnen allerlei oplossingen tot ze de ultieme oplossing gevonden hebben: een zonnebril. Wanneer Robbe die op een dag verliest tijdens het voetballen blijkt hij de zonnebril niet langer nodig te hebben. Dit prentenboek kan zowel bij het BC ‘Licht en donker/dag en nacht’ als bij het BC ‘Bang zijn’ gebruikt worden.

Daniëls, G. (2007). Licht uit! Hasselt/New York/Amsterdam: Clavis.


Orion en het donkerOrion is een beetje een bang jongetje. Hij is bang voor een heleboel dingen, maar het meest bang is hij voor het donker. In de illustraties zie je de oplossingen die Orion bedenkt om zijn angsten te overwinnen. En een van zijn oplossingen is  op zoek te gaan naar het donker. Daarop komt het Donker tot leven en Donker blijkt helemaal niet iemand te zijn voor wie je bang moet zijn.

Yarlett, E. (2015). Orion en het donker. Sint-Niklaas: Abimo.


Ben je bang in het bos, Grote Wolf?In dit verhaal met een knipoog naar Roodkapje worden de rollen omgekeerd. De Grote Wolf is bang, de Kleine Wolf is dapper. Maar voor wie of wat de Grote Wolf bang is, kom je maar op het einde van het verhaal te weten. Om daar te geraken bouwt de auteur een grappige spanningsboog uit. Denk daarbij de paginavullende illustraties en je weet dat je een kwaliteitsvol prentenboek voor je hebt.

De Kinder, J. (2016). Ben je bang in het bos, Grote Wolf? Wielsbeke: De Eenhoorn.


Temmer TomUitbundig geïllustreerd prentenboek dat op een grappige manier vertelt hoe Tom gek is op dieren en hen allerlei kunstjes leert. Zijn vader daarentegen is als de dood voor dieren. Gelukkig weet Tom daar wel raad mee.

Veldkamp, T. (2010). Temmer Tom. Rotterdam: Lemniscaat.


bas de bange boomkikkerDat Britta Teckentrup aan een hoog tempo prentenboeken publiceert is opvallend, maar dat ze de kwaliteit in veel gevallen zo hoog kan houden, is ronduit indrukwekkend. In ‘Bas de bange boomkikker’ krijgen we niet enkel haar typische kleurrijke illustraties van de natuur, maar zorgt Jane Clarke ook voor een interactief en mooi opgebouwd verhaal. Bas de boomkikker is verdwaald en wordt de stuipen op het lijf gejaagd door allerhande akelige geluiden in de jungle. ‘Ritsel-ritsel’, ‘Splets! Splats!’, ‘Krak! Krutsj!’, …  Bas springt telkens angstig weg voor hij kan ontdekken waar de geluiden vandaan komen. De lezer daarentegen komt wel te weten dat er achter die onbekende geluiden een vriendelijke schildpad, een schuifelend kevertje, twee lieve apen, … schuilen. De kleuters worden rechtstreeks aangesproken door de verteller die hen uitdaagt de kikker in de prenten te zoeken, hem gerust te stellen, de pagina om te slaan, … Zo krijgen ze het gevoel dat ze deel uitmaken van het verhaal én dat ze een stuk stoerder zijn dan Bas. Gelukkig vindt de kikker uiteindelijk dé ideale plaats om tot rust te komen … Plezierig voorleesverhaal voor jonge kleuters.

Clarke, J. (2019). Bas de bange boomkikker. Utrecht: Veltman Uitgevers.


9200000110990295Een naïeve schildpad, een slimme muis en een bang konijn moeten vanuit het bos terug naar huis door een ‘kronkelige kreek’. ‘Toch niet door de kronkelige kreek’, zegt het bange konijn, ‘daar zitten krokodillen’. Maar de muis zegt dat dat niet klopt en legt aan de schildpad uit hoe je krokodillen kan herkennen. Ondertussen zie je op de paginagrote illustraties verschijnen wat de muis beschrijft: knobbelige ruggen, zwiepende staarten en scherpe klauwen. Het trio lijkt zich van geen kwaad bewust tot muis beschrijft dat je erg moet opletten niet in de bek van een krokodil terecht te komen want als die dichtklapt … Op dat moment kijkt het trio rond en moeten ze rennen voor hun leven. Ze zijn dus terug waar ze begonnen zijn en besluiten dan via een andere weg naar huis te gaan, maar zitten daar geen … Spannend cirkelverhaal met veel verrassende humor op niveau van de doelgroep. Bijzonder bewerkte schutbladen die voor- en achteraan verschillend zijn. Na het lezen van het boek wordt duidelijk waarom. 

Lambert, J. (2019). Krokodillenalarm. Utrecht: Veltman Uitgevers.