LENTELICHT
tere kleuren
zoete geuren
lenteluchtjes
bloesemzuchtjes
zelfs met mijn ogen dicht
is de lente licht
EEN BAL IN HET GRAS
In het gras,
daar lag een bal.
Ik dacht, ik zal
die bal eens raken.
Ik gaf de bal
een harde knal.
Ik voelde al
mijn botten kraken.
Nu heb ik een gipsen been,
want het was een bal van steen.
Meinderts, K. (2002). Als twee zwanen. Tilburg: Zwijsen.
ZAND TUSSEN DE TENEN
Ik ging met Christoffer een dagje naar zee,
we namen wat geld voor een ijsje mee.
De wind blies de zoute lucht in je mond,
de zeemeeuwen vlogen rond.
De wind werd een storm en joeg over het strand,
de zee werd wild, er was overal zand.
Zand in je mond, in je neus, in je haar,
maar Christoffer vond zand
tussen de tenen zo naar.
De zee werd plotseling donkergrijs,
we hoorden alleen nog het meeuwengekrijs.
We klauterden over de bergen zand,
Christoffer gaf me een hand.
De wind werd een storm en joeg over het strand,
de zee werd wild, er was overal zand.
Zand in je mond, in je neus, in je haar,
maar Christoffer vond zand
tussen de tenen zo naar.
Er kwamen steeds hogere golven aan,
we konden elkaar haast niet meer verstaan.
Het zeewater sloeg ons in het gezicht,
ik hield mijn ogen dicht.
We waren toen heel alleen op het strand,
we gingen naar huis, er was overal zand.
Zand in je mond, in je neus, in je haar,
maar Christoffer vond zand
tussen de tenen zo naar.