JONGE KLEUTERS
Je kent ze vast ook: de boze peuters die stampvoeten, met de armen molenwieken of aanhoudend ‘nee’ blijven roepen. In dit verhaal is niet een kleuter, maar het prentenboek zelf erg boos. Aan het begin vraagt een eenvoudig vormgegeven roze muis de lezer een handje te helpen bij het bedaren van het boze boek dat rood ziet van woede. Zo vraagt hij onder andere om mee te tellen, een grapje te maken, even te wachten, … Langzaam maar zeker wordt het prentenboek rustig, verandert het van rood naar geel en krijgen de lezers hem terug aan het lachen. Terwijl kleuters de rol van de succesvolle trooster met plezier zullen opnemen, leren ze tegelijkertijd enkele mechanismen om een volgende boze bui in te tomen. ‘Het boze boek’ is een tof interactief prentenboek waarin veel jonge kleuters zich zullen herkennen.
Ramadier, C. (2018). Het boze boek. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Welpje is boos, heel boos! Omdat hij niet goed weet hoe die boosheid te uiten, gaat hij raad vragen aan zijn dierenvrienden. Gnoe en zebra zeggen dat hij moet stampen, trappen en steigeren, olifant beweert dat hij moet toeteren en baviaan zegt dat hij tot 11 moet tellen en dan gekke bekken moet trekken. Wanneer olifant toetert, antwoordt de welp met een boze brul en daardoor geraken alle dieren in paniek. Dat was nu ook niet de bedoeling?! Dan toch maar doen wat baviaan voorstelde? Leuk geïllustreerd en erg herkenbaar verhaal voor kleuters die soms ook met hun boosheid geen blijf weten.
Lambert, J. (2019). De grote boze brul. Utrecht: Veltman Uitgevers.
De kaft van het boek zet meteen de toon: eend laat duidelijk merken hoe slecht gehumeurd ze wel is. Dat heeft zo zijn redenen: de vijver staat droog en eend heeft niemand om mee te spelen. Toch is eend niet alleen het hoofdpersonage van dit prentenboek. Boven het hoofd van eend zweeft een erg belangrijk grijs wolkje – tweede hoofdpersoon – dat naarmate eend humeuriger en humeuriger wordt ook groter en donkerder wordt en steeds meer plaats inneemt op de bladzijden. Tot de wolk bijna bladvullend, zwart en paars met gele bliksems en donkerblauw wordt en uit elkaar barst met een dubbele pagina heerlijk verkoelende regendruppels tot gevolg. Eindelijk heeft eend haar vijver terug en kan ze heerlijk in de modder spelen. In het boek komen ook andere boerderijdieren voor die eend spelletjes voorstellen maar zonder resultaat. Zonder dit echt te kunnen verwoorden zullen kleuters zich kunnen herkennen in de groeiende boosheid van eend die uiteindelijk uitbarst. Maar het fijne is vooral dat kleuters kunnen zien hoe het daarna weer helemaal goed kan komen.
Dunbar, J. (2018). Moppereend. Rotterdam: Lemniscaat.
Luuk is een lieverd behalve wanneer hem verteld wordt wat hij moet doen of laten. Daar kan hij niet tegen en dan slaat de vlam letterlijk in de pan. Want Luuk is een draak. Omdat keer op keer dingen tot as vergaan, verliest Luuk al zijn vrienden. Zij zijn de vlammen behoorlijk beu. Zijn mama leert hem hoe hij beter met zijn boosheid kan omgaan en Luuk ontdekt dat zijn vrienden dat ook op verschillende manieren doen. Poes bijvoorbeeld rekt zich lang en stevig uit terwijl ze op haar rug ligt en onderdrukt zo haar opkomende woede. Zo ziet Luuk langzaam is dat hij zijn vlammen beter kan bewaren om prettige dingen mee te doen. De illustraties zijn erg fris en sprekend – zo kan je aan Luuk zien dat hij zelf schrikt van het resultaat van zijn woede – en ondersteunen het verhaal. Het gat in het voorplat – erin gebrand door laaiende Luuk – is een leuk detail.
Starling, R. (2017). Luuk is laaiend. Rijwijk: De Vier Windstreken.
OUDERE KLEUTERS
In dit cirkelverhaal uit de ‘Suzie Ruzie’-reeks is enkel op het einde van het verhaal sprake van boosheid. Het verhaal is vrij eenvoudig: op een dag is Suzie uitgespeeld en hoort ze vanuit een lade een stemmetje dat zegt honger te hebben. Het blijkt een schaar te zijn die ‘kniphonger’ heeft. En dat zullen Suzie en de wereld rond Suzie geweten hebben. Echt alles moet geloven aan de ‘kniphonger’ van de schaar. De lamp geeft geen licht meer, er is een stukje van de beer, de haren van Suzie zijn kort geknipt, de cactus door midden, … Buiten doet het schaartje een aanval op de broek van de buurman, van de verkeersagent en ga zo maar door … Tot ze in de vinger van Suzie knipt. Dan wordt Suzie boos, maar het schaartje maakt het terug goed door een ruiker te knippen in de tuin van de buurvrouw. Wanneer Suzie de schaar terug in de lade legt, is er al een nieuwe kandidaat om met Suzie te spelen. Vanuit een andere lade roept de hamer. Grote illustraties met veel details vormen een soort van aanvulling op de tekst. Omdat wat er gebeurt zo weinig realistisch is, zullen kleuters dit verhaal vooral grappig vinden.
Robbe, J. (2016). Suzie Ruzie en het schaartje. Haarlem: Gottmer.
Ed is een aardige kleine jongen maar hij kan om niets in woede uitbarsten. Dit wordt mooi geïllustreerd door een grote berg afgevallen bladeren die groeit en groeit en zo groot wordt dat hij de hele stad bedekt. Tot er iets kleins gebeurt dat er voor zorgt dat Ed opnieuw de wereld rondom hem kan zien zoals hij is. Hoewel lichtjes moraliserend – Ed zal voortaan tot 10 tellen vooraleer hij een boze bui laat escaleren – tonen vooral de illustraties in dit boek hoe woedend een jong kind kan worden om iets wat in de ogen van volwassenen iets onbenulligs is. Ook het kleurgebruik in de illustraties die steeds donkerder worden, tonen duidelijk de omvang en de diepte van de woede. De sterkte van dit boek zit in de herkenbaarheid en mogelijkheid tot identificatie voor jonge kinderen.
Greig, L. (2018). Woesssj. Antwerpen: De Vries-Brouwers.
Sem heeft een vreselijke bui; er is niks goed. Hij stampt en brult en pruilt en besluit ten slotte om weg te lopen. Dat doet hij… tot aan het einde van de tuin. Daar vraagt hij zich af hoelang hij al weg is en bedenkt dat zijn ouders hem nu al wel zullen missen en ontzettend verdrietig zullen zijn. Wanneer Sem wil terugkeren ontdekt hij dat er een groot woud gegroeid is tussen het einde van de tuin en zijn huis. Dapper stapt Sem door het donkere woud en ontmoet er allerlei dieren die hem duidelijk maken dat toeteren en trompetteren veel beter is dan mokken, dat jodelen en zingen veel leuker is dan brullen… Die ontdekkingen zijn door de auteur op een leuke manier opgebouwd; je moet telkens de bladzijde omslaan om te weten te komen wie welk geluid maakt en of dat dier gevaarlijk is of niet. Het meest positieve aan dit boek over boos-zijn is dat de boosheid niet wordt ontkend of geminimaliseerd maar dat er samen met Sem en de dieren naar een oplossing wordt gezocht om die boosheid te kanaliseren.
Henn, S. (2021). De leukste stomste dag ooit. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff.
Op het moment dat mama muis aan Willemijn vertelt dat er een broertje op komst is, reageert ze heel boos. Het is duidelijk: Willemijn wil haar mama en plaats in het gezin niet delen! Ze maakt een anti-broertjes-plan op met maatregelen als het barricaderen van het ooievaarsnest op het dak, het verwijderen van alle kolen uit de moestuin en het toespijkeren van alle ramen. Jammer genoeg werpt dat plan geen vruchten af want op een dag hoort Willemijn een schattig geluidje uit mama’s slaapkamer komen. Dat de nieuwe baby haar zo zou kunnen vertederen, daarop had Willemijn niet gerekend. De tekst op rijm is vlot voor te lezen maar het meest in het oog springend zijn de knappe illustraties van Noëlla Smit. Ze slaagt er in humor te verwerken in prenten die tegelijkertijd ook erg expressief zijn. Denk bijvoorbeeld aan tekst verwerkt in spandoeken die duidelijk maken hoe boos Willemijn wel is of … hoe vertederd ze is door haar broertje.
Dijkstra, L. (2008). Willemijn wil geen broertje! Haarlem: Gottmer.
Je merkt meteen op het voorplat dat de muis boos is. Ze wijst met een getergde blik naar een ijsbeer die op een stoeltje zit. Al snel wordt duidelijk waarom de muis zo boos is: de beer zit op haar stoeltje in haar huis en is niet van plan eraf te gaan. De muis doet nochtans heel erg haar best om de beer te verjagen terwijl ze bozer en bozer wordt: ze duwt zo hard ze kan tegen de beer – die muis niet eens lijkt te zien -, ze neemt een trapladder en schreeuwt beer toe vanop de bovenste trede, ze probeert beer te lokken met een peer … Maar wat ze ook doet, beer blijft onverstoorbaar. Hoe kan het ook anders: ijsberen zijn een beschermde diersoort. Dat besef doet de muis uiteindelijk afdruipen. Op dat moment heeft de beer er ook genoeg van. Er is toch niks meer aan wanneer je concurrent verdwenen is. En dan, verrassende wending, keren de rollen zich om en vindt de beer de muis in zijn bed in zijn iglo. Heerlijk humoristisch verhaal van Ross Collins, meesterlijk vertaald door Bette Westera die heel veel zinnen laat rijmen op ‘beer’ en na de omkering de zinnen laat rijmen op ‘muis’. Enkele moeilijke woorden niet te na gesproken – een beetje verklaring door de volwassen verteller volstaat daar – is het woordgebruik goed aangepast aan de doelgroep. Het verhaal is sober geïllustreerd en door kleurgebruik legt de illustrator de juiste accenten. Die illustratiestijl zorgt ervoor dat de essentie van het verhaal altijd in het vizier van de kleuter blijft.
Collins, R. (2015). Er zit een beer op mijn stoel. Haarlem: Gottmer.
Papa’s zijn voor (een aantal) kinderen vanzelfsprekend. Ze zijn er altijd. Meestal zijn ze lief en zorgen ze voor je door bijvoorbeeld zelf appelmoes te maken, maar ze zijn niet volmaakt. Soms kunnen ze – om voor een kind vaak onverklaarbare redenen – erg boos worden. Hoe papa’s dan als dreigend aangevoeld worden door de kinderen wordt duidelijk in beeld gebracht. Met als resultaat dat het kind uit het verhaal op zoek gaat naar een andere papa. Maar in het bos van ‘anders-en-beter’ blijken geen betere papa’s te vinden, want de boze woorden van papa hangen ook daar nog rond. Dan maar terug naar huis en daar blijkt die boze papa je op te wachten met een kommetje appelmoes en is de cirkel rond. Dit is geen eenvoudig boek over een vader-zoonrelatie. Het vraagt er duidelijk om om samen met een volwassene bekeken en gelezen te worden.
Verplancke, K. (2010). Appelmoes. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Hoewel op het eerste gezicht de sfeer van een brasserie uit de jaren 50 eerder iets lijkt wat jonge ouders kan aanspreken, slaagt Koen Van Biesen er in zijn nieuwe prentenboek in om een humoristisch verhaal te brengen waar kleuters vast ook plezier aan zullen beleven. De cover van het prentenboek verbeeldt een deur die de lezer opentrekt aan het begin van het verhaal. Een sticker op die deur waarschuwt nochtans: ‘mensen niet toegelaten’. En zo brengt de lezer het verhaal zelf op gang … Twee honden zitten in ‘Brasserie Bulldog’ rustig te lezen en te werken tot er ergernis ontstaat over de deur die bij dit hondenweer opengelaten wordt. Hoewel de aanvang erg herkenbaar is, worden de gevolgen van die open deur hoe langer hoe surrealistischer. De illustraties met collagetechniek in bruintinten doen wat retro aan en zullen kleuters zeker aanspreken dankzij hun expressiviteit en de brede keur aan hondenrassen die de revue passeren. Daarnaast heeft Van Biesen ook heel wat taalhumor verweven in het verhaal. Zo bericht ‘Het Algemeen Wafblad’ over het weer om geen hond door te jagen en kan de tekst die in de brasserie ophangt – ‘Duik eens in een boek’ – steeds letterlijker opgevat worden. We zijn er zeker van: ook jij zal helemaal ‘in dit verhaal’ geraken.
Van Biesen, K. (2020). Doe die deur dicht. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Teun, een jongetje dat wil kleuren vindt ipv zijn kleurkrijtjes een stapel brieven met zijn naam erop. Wanneer hij die brieven openmaakt merkt hij dat elk van zijn kleurkrijtjes een brief geschreven heeft om duidelijk te maken hoe hij zich voelt bv. ondergewaardeerd – het zwarte krijtje mag enkel lijntjes tekenen. Tegenover de brieven is er telkens een bladzijde met een tekening in de betreffende kleur waarin getoond wordt hoe het krijtje het dan wel zou willen. Teun bedenkt een oplossing voor zijn kleurkrijtjes door zijn kleurenpalet volledig te veranderen. Bv. rood voor een olifant of geel-groen voor de lucht. Zijn klasjuf kan zoveel originaliteit wel waarderen en beloont de tekening met een 10. De illustraties in dit boek zijn van de hand van Oliver Jeffers, van 7 kinderen en foto’s van een fotograaf (bv. van het stapeltje brieven dat Teun vindt). Ze worden door elkaar gebruikt. Door de witte achtergrond stralen de illustraties veel frisheid uit.
Daywalt, D. (2014). De krijtjes staken. Utrecht: De Fontein.
Onder de titel Panda en Eekhoorn, brengen Ed Franck en Thé Tjong-Khing (illustrator) 6 voorleesverhalen over verschillende aspecten van vriendschap samen. Beide heren zijn niet aan hun proefstuk toe – Thé Tjong-Khing weet ondanks zijn hoge leeftijd van geen ophouden en Ed Franck heeft al een heleboel boeken voor alle leeftijdsgroepen bij elkaar geschreven. Doorheen het boek merk je dat beide heren elkaar goed aanvoelen waardoor tekst en illustraties ook mooi samengaan. Hoewel bij verhalen over vriendschap het moraliserend vingertje gemakkelijk dreigt, bezondigt Franck zich daar niet aan. In een sober, poëtisch taalgebruik met zinnen van niet meer dan 10 woorden en veel rechtstreekse dialogen (heerlijk om voor te lezen!) slaagt de auteur erin de essentie van vriendschap in woorden te vatten. Natuurlijk komt ook ruzie aan bod, want kinderen (en volwassenen) weten maar al te goed hoeveel pijn ruzie met een vriend kan doen. Maar uiteindelijk komt het dan toch weer goed tussen Panda en Eekhoorn. Het sobere taalgebruik to-the-point zet ook aan tot nadenken over moeilijke begrippen als eerlijkheid, verdriet, eenzaamheid, tijd en traagheid, … Dit mooi uitgegeven boek – zie je de coverillustratie dan ben je ongetwijfeld al verkocht – is meer dan de moeite waard om in huis te halen en kinderen vanaf 4 jaar te laten kennismaken met de warmte van echte vriendschap.
Franck, E. (2020). Panda & Eekhoorn. Leuven: Davidsfonds-Infodok.
‘Boze juffen, blije juffen’ vertelt dat je soms geluk hebt op school maar soms ook pech. En dat is echt niet het einde van de wereld. Met een blije juf of meester heb je geluk en kan het schooljaar niet lang genoeg duren. Met een boze juf of meester heb je pech en lijkt er aan het schooljaar geen eind te komen. Erger nog: je moet een heel schooljaar lang wachten tot je er vanaf bent. Op een leuke manier beschrijft de tekst welke kenmerken een blije en welke kenmerken een boze juf heeft. Denk aan een omschrijving als: Als je iets niet meteen snapt, worden ze (boze juffen) kwaad. Ze roepen: ‘Kan je dan niks?!’ En ze vergeten helemaal dat iedereen dat kan horen. Opeens kan je dan ook écht niks. Voor ‘blije juffen’ geldt dat niet: Blije juffen zijn totaal anders. (…) Ze zeggen: ‘Kom, we maken het gezellig!’ en ze vertellen verhalen waar geen eind aan komt. Gelukkig zijn er hopen blije juffen en meesters en zit er maar af en toe een boze tussen. Hoewel bedoeld voor kinderen, lijkt het me zinvol als juffen en meesters dit boek ook even lezen voor ze aan het nieuwe schooljaar beginnen. Dan weten ze meteen wanneer en waarom ze als blije of als boze leerkracht gecategoriseerd worden.
Goeminne, S. (2019) Boze juffen, blije juffen. Wielsbeke: De Eenhoorn.
12 verhalen over boos zijn in 1 bundel samen gebracht. Per verhaal maximum 5 bladzijden en 6 vrolijke, kleurrijke tekeningen die ervoor zorgen dat je zowel verbaasd bent als het gevoel van boosheid herkent dat de verschillende dieren op verschillende manieren uiten. De olifant is boos op zichzelf omdat hij er maar niet in slaagt in de bomen te klimmen, tor en aardworm ruziën wie van hen beide het meest boos is. Maar uiteindelijk komen ze tot een vergelijk en complimenteren elkaar met hun boosheid. En zo zijn er in het bos nog boze dieren maar vreemd genoeg is op een dag alle boosheid verdwenen. Daardoor wordt het vreemd stil in het bos tot… de krekel per ongeluk tegen de poot van de neushoorn aanstoot … In de typische stijl van Tellegen zijn de verhalen eerder filosofisch getint en dus niet zo eenvoudig. Dat maakt hen enkel geschikt om voor te lezen aan de oudste kleuters en er met hen over na te praten. Gelukkig kunnen kinderen vanaf ong. 8 jaar de verhalen ook zelf lezen. Want ook in de lagere school wordt er nog ruzie gemaakt en kunnen kinderen om allerlei redenen boos zijn.
Tellegen, T. (2014). Is er dan niemand boos? Amsterdam: Querido.
Trouwe volgers weten hoe aandachtig we poëziebundels voor jonge kinderen in het oog houden. Wanneer ronkende namen als Joke Van Leeuwen, Hans & Monique Hagen, Bette Westera, Erik van Os & Elle Van Lieshout, Simon Van der Geest en Pim Lammers de handen in elkaar slaan, weten we dat ons heel wat taalplezier te wachten staat. ‘Tintelvlinders en pantoffelhelden’ lost de verwachtingen in met een bonte verzameling versjes over bang, boos, verdrietig en blij zijn. Opgetogen wakker worden op de ochtend van je verjaardag, boos zijn zonder goed te weten waarom, verdrietig zijn om stuk speelgoed of een verhuis, bang zijn voor de nacht … De gevoelens zijn herkenbaar en vertrouwd, maar de teksten zijn fris en nieuw. Sanne te Loo overtreft zichzelf in de zachte en expressieve illustraties die de herkenbare gevoelens voor jonge kinderen bijzonder mooi verbeelden. Kijk maar: https://www.youtube.com/shorts/mtNq4–7mN8.
Hagen, H & Hagen, M. e.a. (2021). Tintelvlinders en pantoffelhelden. Amsterdam/Antwerpen: Querido.