1. Derk Das blijft altijd bij ons (Susan Varley)
Derk, een das op jaren, voelt dat zijn einde nadert en heeft daar vrede mee. Hij voelt immers dat zijn lijf versleten is en denkt aan zijn eigen stramme poten wanneer hij de andere dieren ziet huppelen en rennen. Hij is wel bang dat zijn vrienden om hem zullen treuren en daarom schrijft hij hen een brief. Die avond sterft Derk Das. De auteur verhaalt het stervensproces als een droom van Derk die zichzelf door een lange tunnel ziet gaan, zijn stok niet meer nodig heeft en lijkt te zweven… De volgende morgen reageren de dieren verslagen, zelfs als Vos hen de brief van Derk voorleest. Bovendien wordt het winter en dat zorgt ervoor dat de meeste dieren eenzaam en verdrietig in hun hol zitten. Enkel Vos wandelt soms door het bos en houdt dan een praatje over Derk. Gelukkig volgt op de winter altijd de lente. De dieren zijn blij uit hun holen te kunnen komen. In lange samenkomsten halen ze herinneringen op aan Derk Das. En terwijl de sneeuw langzaam wegsmelt, verdwijnt al pratend hun verdriet om Derk.
⇒ Waarom zijn we zo wild van dit boek? ⇐
– Omdat illustraties – kleine illustraties bij de tekst op de linkerbladzijde en paginagrote rechts in sfeervolle kleuren – en tekst een harmonieus geheel vormen.
– Omdat het verhaal het verdriet dat er bij afscheid nemen altijd is, niet verdoezelt maar tegelijkertijd heel duidelijk laat zien hoe verdriet langzaamaan kan verdwijnen.
– Omdat het boek het belang van gedeeld verdriet en praten over dat verdriet in de verf zet.
– Omdat het verhaal meer dan 30 jaar oud is – het boek werd voor het eerst uitgegeven in 1984 – en heeft nog niets aan actualiteit en schoonheid ingeboet.
Varley, S. (2006). Derk Das blijft altijd bij ons. Rotterdam: Lemniscaat.
2. Doodgewoon (Bette Westera)
Deze gedichtenbundel heeft de dood als onderwerp. De bundel heeft niet alleen dit onderwerp gemeen met het prentenboek van Susan Varley maar ook de benadering van de gevoelens die bij afscheid nemen horen én het harmonieuze samenspel van tekst en illustraties. Toch zit er in deze bundel – juist omdat het niet om één verhaal gaat – een erg grote diversiteit. De bundel start met een gedicht waarin de vraag gesteld wordt hoe het leven zou zijn als het niet eindig was. Het volgende gedicht behandelt de vraag naar de hemel. Ook de dood van huisdieren en de impact die dat heeft op hun baasjes komt aan bod. Sommige gedichten zijn luchtig en humoristisch gebracht. Hij was mijn verjaardag vergeten / Hij liep door de stad zonder jas / Hij vroeg aan mijn zus hoe ze heette / Hij stopte zijn krant in de was / Hij kon geen spaghetti meer koken / Hij smeerde de saus op zijn brood / Hij was weer begonnen met roken / En zomaar opeens was hij dood / Gewoon in zijn slaap overleden / Eerst was hij alleen maar verstrooid / Nu dwarrelt zijn as naar beneden en is hij verstrooider dan ooit. Maar van de gedichten die het definitieve karakter van de dood benadrukken, de wanhoop bij een zelfmoord of het gemis van de gestorvene, raak je als lezer ondersteboven. In dertien strofen het gemis beschrijven is pakkend. Bij wijze van voorbeeld de eerste en de laatste strofe van de 13: Ik mis je achter op de fiets / ik mis je in de trein/ ik mis je bij de H&M / en bij de Albert Heijn. // Ik mis je als ik keelpijn heb / ik mis je als ik val / Ik mis je nergens echt het ergst / maar altijd overal. Het sterven van een klasgenoot komt aan bod Nu zit ik naast de leegste/lege stoel die er bestaat / Hij komt niet meer terug. / Niet meer. / Hij komt nooit meer / te laat. Net als de wereld die doordraait ook al is er iemand gestorven.
Sylvia Weve, de illustrator, hanteert een divers kleurenpalet maar de roodbruine tinten overwegen. Door de mooie lay-out waarin ook met halve bladzijden wordt gewerkt, lopen illustraties soms door van de ene in de andere bladzijde. De illustraties zorgen er altijd voor dat de gedichten nog beter tot hun recht komen.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het erin slaagt de dood bespreekbaar te maken zowel voor jonge kinderen als voor volwassenen.
– Omdat tekst en illustraties een harmonieus geheel vormen.
– Omdat het voorlezen van een gedicht uit het boek in de kleuterklas een troost kan zijn voor een kleuter die met de dood bv. van een huisdier geconfronteerd wordt.
– Omdat de auteur geen taboe schuwt.
Westera, B. (2014). Doodgewoon. Haarlem: Gottmer.
3. Held op sokken (Bette Westera)
De middeleeuwse ridders in Held op sokken hebben lange baarden. De jonkvrouwen staan in de rij om hun heldhaftige verhalen te aanhoren. Ridders zonder baarden tellen niet mee. Ze zijn enkel goed voor de vaat, de poets, de moestuin… Gelukkig is er slechts één ridder die noch een baard, noch straffe avonturenverhalen heeft. Toch stapt hij als eerste met een van de jonkvrouwen in het huwelijksbootje. Het geheim zit in zijn recept voor heerlijke drakenballen.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat de uitgave erg verzorgd is: alles klopt, ook de schutbladen waar sokken aan een waslijn hangen te drogen.
– Omdat de rijmstructuur prettig leest en niet noodzakelijk tot dreunen aanleiding geeft.
– Omdat het verhaal de macho-verhalen over ridders een neus zet.
– Omdat het verhaal erg mooi is opgebouwd en door de herhalingen kleuters bekoort.
– Omdat dit boek de aanleiding kan vormen tot een reeks originele activiteiten in de klas.
Westera, B. (2013). Held op sokken. Haarlem: Gottmer.
4. De wonderlijke hoed van Beer (Ayano Imai)
Beer wordt als een gevaarlijk dier beschouwd en daarom loopt iedereen met een grote boog om hem heen. Dat deert Beer niet zo erg hoewel hij zich stiekem soms toch een beetje eenzaam voelt. Tot op een dag een specht een nest bouwt in zijn hoed. Beer weet niet of hij dit nu fijn vindt of niet maar hij kan er niks aan doen. Ook niet aan het feit dat zich steeds meer vogels in zijn hoed komen vestigen, dat zijn hoed steeds hoger en het boven zijn kop steeds drukker wordt. Tot de herfst komt en de vogels verdwenen lijken te zijn. Wat is het nu stil boven zijn kop! De natuur laat zich echter niet dwingen en Beer begint aan zijn winterslaap. Hij wordt eruit gewekt door… de vogels. Pas dan beseft Beer hoe fijn hij het vindt niet langer alleen te zijn. De illustraties van de Brits-Japanse Imai zijn erg subtiel. Daarvoor maakt ze gebruik van een erg divers kleurenpalet waarbij pasteltinten meestal de hoofdtoon vormen. Het verhaal volgt de loop van de seizoenen en dat doen de illustraties gelukkig ook. Meestal door gebruik te maken van frisse details waardoor je het boek steeds opnieuw kan bekijken.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het het thema ‘samen is fijner dan alleen’ op een originele en fijnzinnige manier uitwerkt.
– Omdat tekst en illustraties een harmonieus geheel vormen.
– Omdat de illustraties prachtige details bevatten die de aandacht van de kleuters zullen trekken. Wie de cover van dit boek bekijkt, ziet het meteen!
Imai, A. (2014). De wonderlijke hoed van Beer. Rijswijk: De Vier Windstreken.
5. Sneeuw (Komako Sakai)
“Het is zo stil dat we de sneeuw horen vallen.” merkt Konijn op “Het is alsof we alleen op de wereld zijn, mama.” Dit citaat vat de sfeer van het boek perfect samen. De goede relatie die mama en kind hebben, het wachten op papa die uiteindelijk door de sneeuw niet naar huis kan komen, het bewonderen van de sneeuw wanneer het eindelijk stopt met sneeuwen en Konijntje en zijn mama buiten kunnen om in de sneeuw te spelen.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat alles in dit boek – van de cover tot de schutbladen – ‘verstild’ is en ‘schoonheid’ ademt.
– Omdat het de grijsheid van sneeuw in de stad toont, zonder dat dit naargeestige beelden oplevert.
– Omdat je als lezer haast vergeet dat het hoofdpersonage een konijn is en geen mensenkind.
– Omdat tekst en illustraties – zwart, wit, grijs en geel – een harmonieus geheel vormen.
– Omdat het boek zich uitstekend leent om in de kleuterklas op een wintermorgen wanneer er sneeuw in de lucht hangt in de kring te vertellen.
Sakai, K. (2008). Sneeuw. Wielsbeke: De Eenhoorn.
6. Jij bent de liefste (Hans en Monique Hagen)
We kunnen niet anders dan dit prenten-poëzieboek hier vermelden. De zonnebloemenzee waarmee deze website opent, werd oorspronkelijk getekend voor het gedicht met dezelfde naam dat in deze bundel te vinden is. (Gelukkig gaf Marit Törnqvist ons de toelating de illustratie voor onze website te gebruiken.) In Jij bent de liefste komt deze illustratie na de intens blauwe hemel met Wolken en na de eerder grijze prent die hoort bij Zon kom op. In een zuiders gele zee van zonnebloemen varen twee bootjes. In die zin is deze illustratie – eigenlijk net als alle andere in dit boek – een gedicht op zich. Het ‘echte’ gedicht waarvan de Hagens de auteur zijn, is doorheen de illustratie gedrukt en gaat als volgt: zonnebloemen draaien / met de zon mee / van vroeg tot laat / met de zon mee / tot hij ondergaat / ‘s nachts / draaien zonnebloemen / langzaamaan / niet vlug / ‘s nachts / draaien zonnebloemen/ zachtjes terug/ tot de zon komt / met de zon mee/ zonnebloemenzee// Alle gedichten in deze bundel behandelen ervaringen en/of gevoelens van kleuters die filosoferend en met verwondering naar de wereld kijken.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het erin slaagt taal te geven aan gevoelens en ervaringen van kleuters.
– Omdat de taal van deze verzen eenvoudig maar o zo beeldrijk is.
– Omdat verzen en illustraties een harmonieus geheel vormen.
– Omdat het eenvoudige rijm – 1 eenvoudig versje werd niet op rijm gezet – gemakkelijk in de mond ligt.
– Omdat wat het vers met de titel Onzichtbaar verwoordt, echt klopt met hoe kleuters denken: (…)maar / met mijn ogen dicht / zie ik alles / wat mijn hoofd verzint //
Hagen, H. & M. (2000). Jij bent de liefste. Amsterdam: Querido.
7. Kunst met taart (Thé Tjong-Khing)
Khing (voornaam), Thé (achternaam) en Tjong (gemeenschappelijke naam die alle zoons van dezelfde generatie delen) is een Chinees-Nederlandse illustrator die 83 jaar geleden in Indonesië geboren werd. Zijn hoge leeftijd maakt hem niet minder productief, want sinds 2015 is er van hem ook nog een boek over Jeroen Bosch verschenen. Kunst met taart is zo bijzonder omdat het niet alleen een erg mooi prentenboek is maar tegelijkertijd ook een kunstboek en een zoekboek. Het prentenboek is tekstloos zodat de lezer/kijker op elke bladzijde zelf een verhaal kan verzinnen. Dat is niet zo moeilijk juist omdat de verschillende personages steeds terugkeren zij het in andere soms vreemde constellaties. Doorheen het prentenboek krijgt de lezer/kijker een onbewuste rondgang doorheen de kunstgeschiedenis. Denk aan de beroemde ‘Golf’ van Hokusai of aan het korenveld dat Van Gogh zo meesterlijk schilderde. Maar ook Kandinsky, Dali, Rousseau, Gauguin, Rodin, … komen aan bod. Achter- en vooraan in het boek vind je referenties naar de echte kunstwerken waarvan Thé-Tjong Khing zich de stijl zo meesterlijk eigen maakt en ze tegelijkertijd zijn eigen stempel geeft. Tenslotte is dit boek ook een zoekboek want zoals in alle ‘taart-boeken’ van deze auteur is er een diefstal en moet deze opgelost worden.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het kunst toegankelijk maakt voor kleuters en volwassenen.
– Omdat het boek juist omdat het tekstloos is, zoveel ruimte laat voor fantasie.
– Omdat het een boek is om altijd opnieuw vast te nemen want je geraakt er niet op uitgekeken.
– Omdat het tegelijkertijd een kunstzinnig en toch een complexloos boek is.
– Omdat het 3-in-1 is: kunst-, prenten- en zoekboek.
Thé Tjong, K. (2015). Kunst met taart. Tielt: Lannoo.
8. De kleine kerstman (Anu Stohner)
Een kleine kerstman helpt elk jaar opnieuw heel enthousiast bij alle voorbereidingen die in het kerstmandorp getroffen worden. Maar elk jaar opnieuw hoort hij ook: ‘Jij kunt niet mee. Jij bent nog te klein!’ En elk jaar opnieuw maken de andere kerstmannen lelijke opmerkingen over zijn lengte. Om heel eerlijk te zijn vindt de kleine kerstman het niet eens zo erg dat hij zo klein is. Het allerergste vindt hij dat hij niet mee mag om de kinderen zijn cadeautjes te geven. Wanneer de andere kerstmannen voor hun ronde vertrokken zijn, maakt de kleine kerstman eenzaam en verdrietig een wandeling door het bos. Plots hoort hij boze stemmen. Het blijken de dieren te zijn die zich beklagen dat ze zo dicht bij het kerstmandorp wonen maar nooit een enkel cadeautje krijgen. Daarmee weet de kleine kerstman wel raad! De dieren zijn natuurlijk superblij. De hoofdkerstman schaamt zich een beetje dat hij nooit aan de dieren gedacht heeft. En dus wordt de kleine kerstman aangesteld als de enige echte dierenkerstman. Dit groot formaat prentenboek leent zich uitstekend om de tegenstelling tussen de ‘normale’ kerstmannen en de ‘kleine’ kerstman in de verf te zetten. Zo ziet de lezer enkel de knieën en laarzen van de hoofdkerstman tegenover de kleine kerstman als hij opnieuw hoort dat hij niet mee mag. Het kleurgebruik dat Henrike Wilson hanteert voor de geschilderde illustraties die telkens een dubbele bladzijde beslaan, bestaat hoofdzakelijk uit rood, zwart, wit en grijs. De twee laatste tinten zorgen ervoor dat je de sneeuw haast kunt voelen. Ze vormen samen met de andere kleuren het kleurenpalet bij uitstek om de sfeer van Kerstmis en een kerstmandorp in het Hoge Noorden vorm te geven. Enkel waar de geschenken en de dieren in beeld gebracht worden, gebruikt ze andere, warmere kleuren zoals zonnegeel, diepblauw, warm oranje, … en enkele tinten bruinbeige. De beknopte tekst is in een witte balk onderaan de bladzijden gedrukt.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het één van de weinige ‘kerstman-boeken’ is waar geen glitter en lelkijk speelgoed aan te pas komt.
– Omdat de tekst en de illustraties een harmonieus geheel vormen.
– Omdat de schutbladen de winterse sfeer goed weergeven.
– Omdat op de titelbladzijde meteen een dier (een bruine beer) een teddybeer uit een geschenkverpakking peutert en deze illustratie eigenlijk de inhoud van het verhaal al verklapt.
Stohner, A. (2007). De kleine kerstman. Rotterdam: Lemniscaat.
9. Sinterklaas
Dit groot formaat prentenboek vertelt op een zuiver visuele manier – het boek bevat geen tekst enkel 13 illustraties – alles wat een kind moet weten rond het feest van Sinterklaas op 5 december. En als we zeggen ‘alles’ dan bedoelen we ook werkelijk ‘alles’. Van de Spaanse achtergrond van de Sint – een huis met vijf verdiepingen in Spanje want alle Pieten wonen in bij de Sint, een pakjeshangar compleet met oefenschoorstenen, herkenbare Spaanse gebouwen, …- over de manier waarop de Sint aan al dat speelgoed en dat lekkers komt tot het laden van de stoomboot (binnenaanzicht van de boot!), de reis naar Nederland inclusief de inspectie van de hulpsinterklazen door de echte Sint, de aankomst in Nederland en ga zo maar door. Zelfs wat de Sint doet na 5 december krijgt een plaatsje in dit boek met misschien als grootste verrassing dat in het huis van de Sint in Spanje ook opvang is voorzien voor oude pieten (met of zonder rollator). Te veel om op te noemen dus!
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat alles aan dit boek klopt: de cover, de schutbladen en de illustraties binnenin.
– Omdat het een boek is waarin zoveel te ontdekken valt dat het zowel bij jonge kinderen als bij oudere kleuters een heerlijk hebbeding is.
– Omdat Charlotte Dematons traditionele weetjes en zelf verzonnen fantasietjes rond Sinterklaas verweeft. Denk aan ‘mijter-wc-papier’, de pepernotenbomen die in bloei staan en Pippi Langkous die tussen de menigte staat bij de aankomst van de Sint.
– Omdat het dankzij het groot formaat en de wemeling van grappige details in de illustraties heerlijk is om met enkele kleuters samen languit op het tapijt in dit boek te kijken.
– Omdat in dit boek op elke bladzijde een witte poes verstopt zit wat het meteen tot een 2-in-1 boek maakt.
Dematons, C. (2007). Sinterklaas. Rotterdam: Lemniscaat.
10. Frederick (Leo Lionni)
Dit poëtisch-filosofische prentenboek kende zijn eerste druk in 1974. Het verhaal is dus behoorlijk oud, maar nog steeds actueel. Alle muizen zijn economisch rendabel want ze verzamelen wintervoorraad zo hard ze kunnen. Allemaal behalve 1 muis, Frederick. Hij verzamelt beelden van de zomer en herinneringen aan zomerkleuren en ook woorden. De andere muizen vinden dat maar niks: “Waarom werk jij niet, Frederick?”, “Droom je soms, Frederick?” Telkens opnieuw ontkent Frederick dat. Wanneer de winter maar blijft voortduren en de voedselvoorraad van de muizen zienderogen slinkt, zorgt Frederick ervoor dat de muizen op de been blijven. Dat doet hij door de door hem verzamelde woorden en beelden met hem te delen. Bv. “Doe je ogen maar weer dicht’, zei Frederick. En hij vertelde over de blauwe korenbloem, de rode klaprozen in het gele graan en het groene blad van de bessenstruik. Toen zagen ze al die kleuren weer voor zich, zo duidelijk alsof hun eigen gedachten ermee opgeschilderd waren.” Pas dan beseffen de muizen de waarde van Fredericks werk. Hoewel dit verhaal op het eerste zicht niet zo eenvoudig lijkt te zijn maakt het op een speelse manier duidelijk dat iedereen competenties heeft ook al kunnen die erg verschillend zijn én dat er meer is in het leven dan economische rendabiliteit. Dat laatste thema zorgt ervoor dat dit verhaal ook geschikt is voor volwassenen. Voor de illustraties hanteert Lionni (+1999) knip- en scheurtechnieken met allerlei papiersoorten. Dit leidt niet alleen tot bijzondere aandacht – bv. voor de kleuren van de bloemen en voor de zonnestralen die in het verhaal een belangrijke rol spelen – maar tegelijkertijd krijgt alles wat alle muizen doen bijzondere aandacht. Denk aan twee kleine muizen die een grote maiskolf dragen of aan het rugaanzicht van Frederick terwijl hij kleuren verzamelt.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het een actuele boodschap bevat als we denken aan de invoering van het M-decreet.
– Omdat het thema behandelt dat weinig auteurs op een dergelijke verfrissende manier weten te brengen.
– Omdat tekst en illustraties een harmonieus geheel vormen.
– Omdat het poëtisch en filosofisch gehalte van de tekst erg hoog is.
Lionni, L. (2011). Frederick. Utrecht: VBK Media.
11. Victor Jan Valentijn Vis (Mem Fox)
Victor woont naast een bejaardenhuis. Alle oude mensen – ze worden in het boek één na één voorgesteld met hun eigenaardigheden bv. een stem als een klok – houden van hem en hij van hen. Maar het allerliefste vindt hij “Juffrouw Josefina Albertina Fieldeldij Dop omdat ze 4 namen had, net als hij.” Op een dag hoort Victor Jan zijn ouders zeggen dat het toch erg is dat juf Fina – gemakkelijker dan de vier namen – haar geheugen en dus haar herinneringen kwijt is. Daar wil Victor Jan iets aan doen. Eerst gaat hij bij de verschillende bejaarden op zoek naar de betekenis van het woord ‘herinnering’. Hij krijgt antwoorden die variëren van “Iets warms, mijn kind, iets warms” over “Iets dat je aan het lachen maakt, liefje, iets dat je aan het lachen maakt.” tot “iets kostbaars, jongeman, zo kostbaar als goud.” Dan besluit hij herinneringen voor juf Fina te zoeken. Hij verzamelt allerlei spullen: een ‘warm’ ei uit het nest van de kippen, een marionet waar iedereen altijd om moest ‘lachen’, zijn eigen voetbal “zo kostbaar als goud” en nog veel meer. Wanneer hij die tevoorschijn haalt bij juf Fina begint de oude dame spontaan over vroeger te vertellen. “En ze keken elkaar stralend aan omdat het geheugen van juf Fina was terug gevonden door een kleine jongen, die bovendien nog niet zo oud was.”
De illustraties in zachte pasteltinten schetsen een realistisch maar tegelijkertijd relativerend beeld van bejaarden in een bejaardentehuis en sluiten erg mooi aan bij de tekst.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het boek een erg actuele thematiek bevat: waardige ouderenzorg.
– Omdat Julie Vivas prachtige en humoristische illustraties maakte die het verhaal op een meesterlijke manier verder tot leven brengen.
– Omdat de kinderlijke eenvoud waarmee Jan Victor het dementieprobleem van juf Fina wil oplossen erg herkenbaar is voor kleuters.
– Omdat de verschillende bejaarden in woord en beeld zo herkenbaar getekend zijn.
– Omdat het verhaal veel herhalingen bevat die de verstaanbaarheid en de herkenbaarheid van de situaties voor de kleuters bevorderen.
Fox, M. (1992). Victor Jan Valentijn Vis. Naarden: Middernacht Pers.
12. De man in de wolken (Koos Meinderts)
Opeens woont er in een huis boven op de berg een man. In het huis van de man hangt een schilderij. “Een landschap, zo mooi, zo schitterend leeg, zo moet het geweest zijn toen de wereld begon.”De mensen uit het dorp komen graag kijken naar het schilderij en dan brengen ze voor de man iets mee: een fles wijn, een kastanje, een mandje paddenstoelen, … Want alleen al door te kijken, vergaten de mensen hun zorgen en verdriet. “‘Er waren er ook die vaker kwamen, zoals de geitenhoeder die door de kinderen in het dorp werd uitgejouwd en uitgelachen. Hij kwam heel vaak langs, net als het schelpenmeisje dat van de ene op de andere dag was gestopt met praten, of de oude vrouw die een kinderwagen voortduwde met een pop die ze de fles gaf; of de man die ruzie maakte met de stemmen in zijn hoofd. En dan was er ook nog de eenzame jongen die eigenlijk een meisje was.” Maar op een dag vertelt een vreemdeling aan de man dat zijn schilderij heel veel geld waard is. Daarop verandert alles. De man sluit zich op en weigert nog bezoekers toe te laten. Uiteindelijk krijgt hij heimwee naar vroeger en besluit het schilderij in zijn haard te verbranden. Hij zet ramen en deuren terug open en als hij naar buiten ziet ontdekt hij “Een landschap, zo mooi, zo schitterend leeg, zo moet het geweest zijn toen de wereld begon.” De poëzie die in dit verhaal verweven zit, wordt onderstreept door de sfeervolle illustraties van Annette Fienieg die met haar kleurgebruik de juiste toon treft.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het durft verwoorden dat schoonheid troost kan bieden en geluk niet noodzakelijk met het materiële te maken heeft. .
– Omdat het een actuele boodschap bevat in een maatschappij die altijd naar ‘meer bezit, rijkdom, …’ lijkt te streven.
– Omdat tekst en illustraties en harmonieus geheel vormen.
– Omdat ‘kunst’ een onderwerp is dat in de kleuterklas een plaats moet krijgen.
– Omdat ‘geluk’ een onderwerp is dat in de kleuterklas een plaats moet krijgen.
Meinderts, K. (2010). De man in de wolken. Rotterdam: Lemniscaat.
13. Beer bouwt een winterhuis (John Neoman)
Beer verzamelt takken en takjes, mos en bladeren in het bos. Waarom hij dat doet is een raadsel voor Kip, Eekhoorn, Varken en Egel. Beer vertelt hen dat hij een huis maakt voor de winter. Dat vinden zijn vier vrienden een onzinnig idee. Tot het echt winter wordt… Beer slaapt heerlijk beschut tegen de koude en de vier vrienden bibberen van de kou. Op kousenvoeten vragen ze Beer om een plaatsje in zijn huis. beer vindt dat goed. Maar dan lijkt slapen er voor Beer niet meer in te zitten want de dieren spelen spelletjes, zingen liedjes en amuseren zich rot tot het lente wordt. En Beer … die laat het allemaal gebeuren. Diezelfde luchtigheid vinden we terug in de sprekende – ingekleurd of met aquarel – pentekeningen van de hand van Quentin Blake.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat de auteur erin slaagt doorheen het verhaal toelichting te geven bij de seizoenen en wat ze betekenen voor de dieren.
– Omdat het verhaal er telkens opnieuw in slaagt de aandacht van de kleuters op te wekken door het nemen van onverwachte wendingen
– Omdat de tekst een mooi geheel vormt met de dynamische pentekeningen.
– Omdat de illustraties van Quentin Blake zo sprekend zijn.
Yeoman, J. (2010). Beer bouwt een winterhuis. Baarn: De Fontein.
14. Netjes wachten in de rij (Tohoku Ohmura)
Al vanaf de titelbladzijde wil je het weten: “Waarom staan al die dieren te wachten in de rij?”. Het antwoord komt niet meteen want eerst zie je hoe de kikker die zich afvraagt wat er aan de hand is wanneer hij een bord ziet ‘netjes wachten in de rij’ het nr. 50 toebedeeld krijgt. Daarna passeren alle dieren van klein naar groot en van 49 tot 1 de revue. Hun naam en nummer staat onder hen geschreven en boven hen staat in een tekstballon bij een aantal dieren de commentaar die ze geven. Want tijdens het wachten spelen de dieren met elkaar, bedreigen ze elkaar soms – een schaap verstijft van angst omdat een wolf likkebaardend naar haar gluurt – en moedigen ze elkaar aan. Dat laatste gebeurt vooral door de vogel die boven hun hoofden vliegt. Pas daarna ontdekt de lezer op een dubbele uitklapbladzijde waar al die dieren zoveel geduld voor hebben: een ritje op de rug van een walvis. En is het ritje afgelopen, dan mag je terug ‘netjes wachten in de rij’.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het bruikbaar is van 2 jaar en zeker ook nog in de eerste graad van de basisschool.
– Omdat het thema ‘Geduld loont’ origineel is voor een prentenboek.
– Omdat het thema herkenbaar en met humor wordt verbeeld.
– Omdat de illustraties telkens opnieuw nieuwsgierigheid naar de volgende bladzijde oproepen.
– Omdat de 50 dieren benoemd worden.
Ohmura, T. (2010). Netjes wachten in de rij. Haarlem: Gottmer.
15. La vague (Suzy Lee)
Dit tekstloos prentenboek laat bladzijde na bladzijde zien hoe een klein meisje gefascineerd is door de zee. Door alles wat het meisje doet aan de rand van het water, lijkt er een soort interactie te ontstaan met de zee. Die interactie eindigt met een grote golf die over het meisje spoelt, het meisje in eerste instantie verbouwereerd achterlaat tot ze de ‘gaven’ van de zee ontdekt: een schat aan zeesterren en schelpen. Een erg prettig detail zijn de meeuwen die op elke bladzijde aanwezig zijn en het meisje als het ware imiteren. Pas op de voorlaatste bladzijde komt mama tevoorschijn en breit de auteur een rustig einde aan het boek. Suzy Lee gebruikt prachtige wit-, blauw-, en grijstinten die de zee volledig tot haar recht laten komen.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het een heerlijk boek is om te betrekken bij het thema water.
– Omdat het de verbeeldingskracht van kleuters stimuleert.
– Omdat dit boek de kans geeft elke bladzijde opnieuw zelf een verhaal te maken juist omdat het tekstloos is.
– Omdat het kleurgebruik van de illustraties, wit, blauw en grijs er zo goed in slaagt het gevoel van ‘zee’ op te roepen.
Lee, S. (2009). La vague. Parijs: Kaléidoscope.
16. Woeste Willem (Ingrid en Dieter Schubert)
Ingrid en Dieter Schubert hebben samen in meer dan dertig jaar een prachtige collectie klassiekers in de prentenboekenwereld bij elkaar geschreven en getekend. Hoewel zij ook de afgelopen jaren nog heel wat charmant werk hebben geproduceerd, blijft in onze ogen ‘Woeste Willem’ (1992) hun sterkste werk.
In het begin van het verhaal wordt Woeste Willem geportretteerd als een norse oude zeerover voor wie iedereen bang is. Wanneer kleine Frank plots op zijn dak staat en er niet meer af durft, ziet Willem geen andere mogelijkheid dan het jongetje te helpen. De enigszins in zichzelf gekeerde Willem helpt Frank het dak af en wordt daar uitgebreid voor beloond. De daaropvolgende dagen verrast Frank hem namelijk met kleine cadeautjes. Wanneer Frank en Willem samen de spullen uit een oude zeeroverskist verkennen, worden ze pas echt vrienden. Woeste Willem komt weer helemaal tot leven in de verhalen van zijn zeeroversavonturen en Frank hangt aan zijn lippen. Wanneer ze samen een schip bouwen, blijkt dat Willem niet kan zwemmen. Nu is het Franks beurt om zijn vriend uit de nood te helpen. Het eindbeeld waarin de stoere bullebak en het blonde kleutertje samen met zwembandjes op een vlot zitten, is ronduit vertederend.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat de kleurrijke, grote illustraties en de vrolijke tekst een harmonieus geheel vormen.
– Omdat de schijnbaar onwaarschijnlijke vriendschap tussen een kleuter en een oude zeerover warm en als vanzelfsprekend wordt getypeerd.
– Omdat de spanning in het verhaal zorgvuldig wordt opgebouwd.
– Omdat de fantasierijke zeeroververhalen en de herkenbare elementen zoals de heerlijk nuchtere ‘zwembandoplossing’ aan het einde van het verhaal hand in hand gaan.
Schubert, I. & D. (2011). Woeste Willem. Rotterdam: Lemniscaat.
17. Kom uit die kraan (Tjibbe Veldkamp)
Bart is bijzonder gefascineerd door een grote bouwwerf in zijn buurt. Urenlang kan hij de bouwvakkers en hun dagtaak observeren. Hij weet dat buitenstaanders niet toegestaan worden op de werf, maar wanneer stoere puberjongens hem uitdagen, durft hij de bouwwerf toch te betreden. Hij daagt hen op zijn beurt uit en zegt hen dat ze de politie moeten bellen. Kleine Bart gaat onmiddellijk aan de slag met de cementmolen, de pletwals en de kraan. De puberjongens kunnen hun ogen niet geloven, roepen onophoudelijk dat Bart uit de kraan moet komen en bellen de politie. De aandachtige kijker ziet in de tekeningen van Alice Hoogstad dat Barts acties slechts een doel voor ogen hebben: de boeven vangen die in de achtergrond een bank aan het overvallen zijn. Voor wie het niet gezien heeft, brengt de ontknoping verheldering. Bart is in elk geval de held van de dag en mag voortaan zo vaak de werf op als hij maar wil.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het contrast tussen de tekeningen en de tekst literair spel op kleuterniveau is.
– Omdat kleuters houden van de kennisvoorsprong die ze krijgen.
– Omdat een kleine jongen als Bart die bouwmachines mag besturen, niet terugdeinst voor puberjongens en boeven geniaal in de val lokt, tot de verbeelding van elke kleuter spreekt.
– Omdat de rijke woordenschat thema bouwen in de kleuterklas inhoudelijk kracht kan bijzetten.
– Omdat het handige perspectiefspel van Alice Hoogstad de werf en zijn machines indrukwekkend verbeeldt.
Veldkamp, T. (2015). Kom uit die kraan. Rotterdam: Lemniscaat.
18. Het lied van de blauwe pinguïn (Petr Horacek)
Petr Horáček is geboren in Tsjechië en verhuisde als jonge illustrator naar Groot-Brittannië. Tot op vandaag herinnert hij zich glashelder hoe eenzaam het voelt om ‘vreemd’ te zijn. Zijn talent als illustrator gaf hem gelukkig een taal die anderen begrepen. Terwijl vandaag vluchtelingen overal ter wereld aansluiting zoeken, hoopt hij met ‘De blauwe pinguïn’ zijn steentje bij te dragen aan een verdraagzamer wereld.
‘Ben jij wel een echte pinguïn?’ vroegen de andere pinguïns.
‘Ik voel me een pinguïn,’
zei Blauwe Pinguïn.
‘Maar je bent niet zoals wij,’ zeiden de andere pinguïns en liepen
weg.
De blauwe pinguïn is niet zoals de anderen. Toch is hij een pinguïn. Overdag probeert hij zijn bestaansrecht te bewijzen, ‘s avonds zingt hij alleen op het puntje van een ijsberg een lied van eenzaamheid waarin hij de witte walvis aanroept. Net dat lied wordt opgepikt door een kleine pinguïn die vraagt om samen te spelen en het lied aan te leren. Dankzij die ontluikende vriendschap sluiten ook de anderen hem uiteindelijk in hun hart. De verhaallijn zet de waarde misschien net wat te uitgesproken in de kijker, maar de fantastische illustraties compenseren dat kleine gebrek rijkelijk.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het op kleuterniveau uitlegt hoe het voelt om een ander lied te zingen.
– Omdat de taal van muziek en schoonheid de pinguïns overtuigt om ‘de vreemde eend in de bijt’ in hun hart te sluiten.
– Omdat de schitterende kleuren van de illustraties die uitzoomen op de kuddes en inzoomen op individuele dieren, de Zuidpool en zijn bewoners prachtig tot leven brengen.
– Omdat het verhaal op verschillende niveaus kan gelezen en begrepen worden, wat het boeiend houdt voor jonge en oudere kleuters.
Horacek, P. (2015). Het lied van de blauwe pinguïn. Rotterdam: Lemniscaat.
19. Het land van de grote woordfabriek (Agnes De Lestrade)
Ooit bestond er een land waar de stilte heerst. Spreken kan er alleen als je woorden koopt. Alle woorden worden er gemaakt in ‘de grote woordfabriek’. Sommige woorden zijn heel duur, andere goedkoop en soms, heel soms, vliegen er woorden door de lucht en met wat geluk kun je die vangen. Florian, het hoofdpersonage van dit boek, heeft er drie gevangen en die wil hij geven aan Siebelle die ‘onuitsprekelijk’ lief is. Florian heeft een vijand, Oscar. Hij heeft rijke ouders en heeft een heleboel woorden gekocht om zijn liefde aan Siebelle te verklaren en haar te imponeren. Gelukkig is Siebelle meer onder de indruk van ‘pannenlapje’, ‘kersenrood’ en ‘stoelendans’… Op de paginagrote illustraties zijn overal letters te vinden. Bovendien komen er steeds meer rode en oranje accenten in de bruintinten naarmate het duidelijker wordt dat Siebelle de liefde van Florians leven is. En zo eindigt dit verhaal in woord en beeld in een zachte warmte.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat het op een fantasierijke manier het gebruik van goed gekozen taal in de verf zet.
– Omdat kleuters doorheen het verhaal ontdekken dat ogenschijnlijk nietszeggende woorden een diepere betekenis kunnen krijgen en dat ‘taal’ je rijk maakt.
– Omdat het een eind-goed-al-goed-verhaal is en het fijn is die boodschap aan kleuters te kunnen geven.
– Omdat het ogenschijnlijke saaie want woordloze land toch een warme uitstraling heeft doorheen de bruintinten van de illustratrice Valeria Docampo.
– Omdat tekst en illustraties een harmonieus geheel vormen.
De Lestrade, A. (2009). Het land van de grote woordfabriek. Wielsbeke: De Eenhoorn.
20. De boomhut (Marije Tolman)
Dit boek is het resultaat van een bijzondere samenwerking tussen vader en dochter. De vader maakte etsen, de dochter ging op die etsen met verf en kwasten aan de slag. Het resultaat is een bijzonder mooi prentenboek waarbij de prenten het verhaal vertellen – tekstloos dus. Wie het boek vastneemt, is al gefascineerd door de vrolijke ijsbeer op de rug van de walvis. Ze blijken onderweg te zijn naar een grote boom met een boomhut die midden in de zee boven het water uitsteekt. Kort nadat de ijsbeer er zijn intrek heeft genomen, komt er een bruine beer bij. Naarmate de waterspiegel daalt arriveren steeds meer dieren: pandaberen, een nijlpaard, een pauw en een flamingo, … Ze spelen samen in de boom maar na een tijdje vertrekken ze ook weer en blijven de ijsbeer en de bruine beer achter wanneer de eerste sneeuw valt. Meer heeft het verhaal niet om het lijf. Maar de frisse illustraties waarop zoveel te zien is nodigen uit tot fantaseren en het ontwikkelen van je eigen verhaal.
⇒ Waarom zijn we wild van dit boek? ⇐
– Omdat de illustraties prachtig, soms hilarisch maar altijd uitnodigend zijn.
– Omdat dit boek het vermogen in zich draagt de fantasie van kleuters (en volwassenen) te ontwikkelen.
– Omdat elke kleuter zijn eigen verhaal kan vertellen bij dit boek.
– Omdat de boodschap van dit verhaal actueler is dan ooit: vrede en verdraagzaamheid zijn mogelijk.
Tolman, M. (2009). De boomhut. Rotterdam: Lemniscaat.