Chris Haughton is wereldbekend geworden met z’n innemende prentenboek ‘Mama kwijt’. Met een gelijkaardig recept maakte hij enkele andere prentenboeken die – hoewel verdienstelijk – het oorspronkelijke succes niet leken te kunnen evenaren. Gelukkig is er sinds 2021 ‘Misschien’, waarin hij zijn gekende ingrediënten weer ideaal weet te doseren. Wanneer drie jonge apen door hun moeder hoog in de bomen worden achtergelaten met de boodschap ‘Wat jullie ook doen, ga NIET naar de mangoboom. Daar lopen tijgers.’ weet de geoefende lezer al dat hij die mangoboom vast nog wel te zien zal krijgen. De dynamiek op weg naar de mangoboom is al even hilarisch als herkenbaar. Beetje bij beetje overtuigen de jonge apen elkaar dat het ‘misschien’ toch niet zo erg is om enkel wat dichter te gaan … of om gewoon eens naar de boom te kijken … of om slechts één mango te plukken of … Zo worden grenzen stelselmatig verlegd en wordt de spanning mooi opgedreven tot – zoals de moeder voorspeld had – de tijgers daadwerkelijk verschijnen. Een spannende scene ontvouwt zich waarbij de drie waaghalzen ternauwernood aan de dood kunnen ontsnappen. Even later stemt het mama aap tevreden dat ze haar drie jongelingen ‘braaf’ terugvindt op de vertrouwde tak waar ze hen had achtergelaten. De verschrikte gezichten verraden het geheime avontuur dat de lezer ook kent. ‘Misschien’ hebben ze hun les nu geleerd …? Heerlijk verhaal met rood-blauwe illustraties die vooral dankzij de expressie van de drie kornuiten echt kostelijk zijn. En zo hebben we Haughtons succesrecept op z’n best: een herkenbaar, grappig, spannend, kleurrijk en expressief prentenboek dat gelezen en herlezen kan worden.
Haughton, C. (2021). Misschien. Haarlem: Gottmer.
Suus kondigt aan dat zij een verrassing heeft voor haar vriend August. Terwijl Suus straalt van enthousiasme, zie je de schrik August om het hart slaan. De twee vrienden zijn namelijk elkaars tegenpolen: terwijl avontuurlijke Suus houdt van rennen en springen, verkiest August rust en veiligheid. Hij houdt dus ook helemaal niet van het oncontroleerbare van verrassingen. Zijn fantasie slaat op hol en hij ziet allemaal wilde activiteiten voor ogen die Suus typeren. Gelukkig kent Suus haar vriend goed genoeg om een verrassing op zijn maat gesneden te voorzien … Het angstaanjagende van verrassingen is veel kinderen niet vreemd. De manier waarop Miriam Bos die herkenbare beleving uitwerkt, is hartverwarmend. Het bos waarin de eekhoorn en de vos wonen is prachtig kleurrijk met een breed scala aan groentinten en felroze en oranje accenten. In de illustraties waarin de personages worden voorgesteld, laat Bos meer witruimte waardoor alle aandacht gaat naar de twee persoonlijkheden van wie de lichaamstaal boekdelen spreekt. Terwijl jonge kinderen de vrienden leren kennen, ontdekken ze de Suus of August in zichzelf, maar zien ze vooral hoe je als vriend onderlinge verschillen kan overstijgen.
Bos, M. (2022). Help! Een verrassing! Rotterdam: Lemniscaat.
De drie hoofdpersonages in dit verhaal, Mijnheer Eekhoorn, Egel en Beer, hebben nog nooit sneeuw gezien. Dat komt omdat ze het grootste deel van de winter in hun hol blijven om te slapen zeker als het koud is. Maar omdat ze gehoord hebben dat sneeuw erg mooi is, nemen ze het besluit ditmaal wakker te blijven tot de eerste sneeuw gevallen is. Hoe ze zich die sneeuw moeten voorstellen, weten ze echt niet. Ziet sneeuw eruit als tandenborstels als witte blikken, als witte sportsokken, …? Wanneer de sneeuw dan valt, vallen de drie dieren helemaal stil van verbazing omwille van de schoonheid van de vlokken die het landschap helemaal veranderen. Warm, winters prentenboek om knus voor te lezen als de ochtendschemering nog niet helemaal uit de klas geweken is en het buiten sneeuwt.
Meschenmoser, S. (2007). Mijnheer Eekhoorn en de eerste Sneeuw. Hoorn: Hoogland en Van Klaveren.
Kleine Uil droomt ervan een echte ridder te worden, want ridders zijn dapper en slim en hebben veel vrienden. De wereld van die stoere kerels in harnas lijkt wel erg veraf voor een jonge vogel die enkel vanop een afstand en in verhalen inkijk krijgt in de ridderwereld. Wanneer op een dag ridders uit het kasteel beginnen te verdwijnen, meldt Uil zich aan bij de Ridderschool en wordt hij tot zijn eigen grote verbazing toegelaten. Uil munt uit in theorie, maar de praktische uitdagingen zijn niet min: een zwaard optillen is lastig, zelfs het kleinste schild verplettert hem en hij valt in het midden van de dag in slaap. Toch slaagt hij met de hoogste eer en wordt hij ingedeeld bij de Riddernachtwacht. Het zal je niet verbazen dat Uil erg goed is in die nachtelijke observaties die hem uiteindelijk oog in oog brengen met een indrukwekkende draak die verantwoordelijk blijkt voor de mysterieuze verdwijningen. Gelukkig weet Uil op ridderlijke én heel eigen wijze het gevaar af te wenden … Het verhaal is spannend en speels: het contrast tussen de indrukwekkende harnassen en de kleine Uil is aandoenlijk en de pizzadozen die plots ten tonele verschijnen in het erg middeleeuws aandoende decor doen glimlachen. De illustraties in sepia- en bruintinten zijn ongebruikelijk voor het jonge doelpubliek, maar zonder levendigheid te verliezen brengen ze een sfeer die perfect aansluit bij het verhaal.
Denise, C. (2023). Ridder Uil. Rotterdam: Lemniscaat.
Een nieuw boek van de auteur van ‘Een voor jou, twee voor mij’. In dit prentenboek draait alles rond samen spelen, de baas willen zijn en jaloezie. Als Wezel ’s middags thuiskomt, is Beer aan het spelen met Das. Dat maakt Wezel jaloers, want ‘Das is mijn vriend!’. Beer vindt dat onzin: ‘Jij kan morgen weer met hem spelen.’ Das wil liever geen ruzie en stelt voor om met drie te spelen. Maar wat Das ook voorstelt, of het nu ‘vadertje en moedertje’ is of voetballen, verstoppertje of memory, er komt telkens gedonder van. Das besluit dan maar naar huis te gaan en daar schrikken Beer en Wezel wel van. Zeker ook als ze horen dat Das de volgende dag niet terugkomt, omdat hij al met Vos heeft afgesproken. Het boek staat vol heerlijke dialogen, welles-nietes-uitroepen, beschuldigingen over en weer, voorstellen … Kortom alles wat hoort bij de ruzies die voorkomen wanneer (jonge) kinderen oefenen in samenspelen. Want als dit prentenboek één ding duidelijk maakt, is het wel dat samenspelen niet altijd gemakkelijk is vooral ook omdat elke deelnemer in zijn eigen beperkte perspectief blijft zitten . ‘Jij wil altijd de baas zijn!’, ‘jij kunt nooit tegen je verlies’, en ga zo maar door … De illustraties in eerder zachte tinten tegen een witte achtergrond versterken het verhaal. Das, Wezel en Beer zijn zo expressief weergegeven dat je zonder de tekst te kennen uit de lichaamshouding en gelaatsuitdrukking kunt afleiden wat er gebeurt. Zo zie je de boosheid van Beer en Wezel en je ziet ook goed hoe Das het geruzie beu wordt en zijn spulletjes bij elkaar raapt. Een aanrader, zeker ook voor de kleuterklas!
Mühle, J. (2024). Morgen ben IK de baas. Haarlem: Gottmer.
Trouwe volgers weten hoe aandachtig we poëziebundels voor jonge kinderen in het oog houden. Wanneer ronkende namen als Joke Van Leeuwen, Hans & Monique Hagen, Bette Westera, Erik van Os & Elle Van Lieshout, Simon Van der Geest en Pim Lammers de handen in elkaar slaan, weten we dat ons heel wat taalplezier te wachten staat. ‘Tintelvlinders en pantoffelhelden’ lost de verwachtingen in met een bonte verzameling versjes over bang, boos, verdrietig en blij zijn. Opgetogen wakker worden op de ochtend van je verjaardag, boos zijn zonder goed te weten waarom, verdrietig zijn om stuk speelgoed of een verhuis, bang zijn voor de nacht … De gevoelens zijn herkenbaar en vertrouwd, maar de teksten zijn fris en nieuw. Sanne te Loo overtreft zichzelf in de zachte en expressieve illustraties die de herkenbare gevoelens voor jonge kinderen bijzonder mooi verbeelden.
Hagen, H & Hagen, M. e.a. (2021). Tintelvlinders en pantoffelhelden. Amsterdam/Antwerpen: Querido.
Sneeuwwitje is een geit met ambitie. Ze wil wel eens iets anders breien dan de gewoonlijke geitenwollen sokken. Na de eerste levensechte geitjes, breit Sneeuwwitje een grote bruine wolf. Die eet mevrouw Schaap op. Sneeuwwitje bedenkt een plan om haar te redden.
Van Haeringen, A. (2014). Sneeuwwitje breit een monster. Amsterdam: Leopold.

Derk, een das op jaren, voelt dat zijn einde nadert en heeft daar vrede mee. Hij voelt immers dat zijn lijf versleten is en denkt aan zijn eigen stramme poten wanneer hij de andere dieren ziet huppelen en rennen. Hij is wel bang dat zijn vrienden om hem zullen treuren en daarom schrijft hij hen een brief. Die avond sterft Derk Das. De auteur verhaalt het stervensproces als een droom van Derk die zichzelf door een lange tunnel ziet gaan, zijn stok niet meer nodig heeft en lijkt te zweven… De volgende morgen reageren de dieren verslagen, zelfs als Vos hen de brief van Derk voorleest. Bovendien wordt het winter en dat zorgt ervoor dat de meeste dieren eenzaam en verdrietig in hun hol zitten. Enkel Vos wandelt soms door het bos en houdt dan een praatje over Derk. Gelukkig volgt op de winter altijd de lente. De dieren zijn blij uit hun holen te kunnen komen. In lange samenkomsten halen ze herinneringen op aan Derk Das. En terwijl de sneeuw langzaam wegsmelt, verdwijnt al pratend hun verdriet om Derk.
Varley, S. (2006). Derk Das blijft altijd bij ons. Rotterdam: Lemniscaat.
Deze gedichtenbundel heeft de dood als onderwerp. De bundel heeft niet alleen dit onderwerp gemeen met het prentenboek van Susan Varley maar ook de benadering van de gevoelens die bij afscheid nemen horen én het harmonieuze samenspel van tekst en illustraties. Toch zit er in deze bundel – juist omdat het niet om één verhaal gaat – een erg grote diversiteit. De bundel start met een gedicht waarin de vraag gesteld wordt hoe het leven zou zijn als het niet eindig was. Het volgende gedicht behandelt de vraag naar de hemel. Ook de dood van huisdieren en de impact die dat heeft op hun baasjes komt aan bod. Sommige gedichten zijn luchtig en humoristisch gebracht. Hij was mijn verjaardag vergeten / Hij liep door de stad zonder jas / Hij vroeg aan mijn zus hoe ze heette / Hij stopte zijn krant in de was / Hij kon geen spaghetti meer koken / Hij smeerde de saus op zijn brood / Hij was weer begonnen met roken / En zomaar opeens was hij dood / Gewoon in zijn slaap overleden / Eerst was hij alleen maar verstrooid / Nu dwarrelt zijn as naar beneden en is hij verstrooider dan ooit. Maar van de gedichten die het definitieve karakter van de dood benadrukken, de wanhoop bij een zelfmoord of het gemis van de gestorvene, raak je als lezer ondersteboven. In dertien strofen het gemis beschrijven is pakkend. Bij wijze van voorbeeld de eerste en de laatste strofe van de 13: Ik mis je achter op de fiets / ik mis je in de trein/ ik mis je bij de H&M / en bij de Albert Heijn. // Ik mis je als ik keelpijn heb / ik mis je als ik val / Ik mis je nergens echt het ergst / maar altijd overal. Het sterven van een klasgenoot komt aan bod Nu zit ik naast de leegste/lege stoel die er bestaat / Hij komt niet meer terug. / Niet meer. / Hij komt nooit meer / te laat. Net als de wereld die doordraait ook al is er iemand gestorven.
Sylvia Weve, de illustrator, hanteert een divers kleurenpalet maar de roodbruine tinten overwegen. Door de mooie lay-out waarin ook met halve bladzijden wordt gewerkt, lopen illustraties soms door van de ene in de andere bladzijde. De illustraties zorgen er altijd voor dat de gedichten nog beter tot hun recht komen.
Westera, B. (2014). Doodgewoon. Haarlem: Gottmer.
De middeleeuwse ridders in Held op sokken hebben lange baarden. De jonkvrouwen staan in de rij om hun heldhaftige verhalen te aanhoren. Ridders zonder baarden tellen niet mee. Ze zijn enkel goed voor de vaat, de poets, de moestuin… Gelukkig is er slechts één ridder die noch een baard, noch straffe avonturenverhalen heeft. Toch stapt hij als eerste met een van de jonkvrouwen in het huwelijksbootje. Het geheim zit in zijn recept voor heerlijke drakenballen.
Westera, B. (2013). Held op sokken. Haarlem: Gottmer.
‘Vos en Zoon Staarten’ is een vermaarde staartenwinkel die al generaties lang van vader op zoon wordt doorgegeven. De winkel is een gevestigde waarde die deftige dieren van heinde en ver in allerhande staarten voorziet: werkstaarten, bruilofsstaarten, verjaardagsstaarten en zelfs staarten voor de eerste schooldag. Zoon Robbie draait als jonge snaak mee in de winkel, maar vindt het klassieke gebeuren maar niets. Hij ziet meer mogelijkheden in nieuwe creaties als stekelige slijmstaarten of elastische pluisstaarten, maar die ideeën categoriseert Robbies vader steevast onder malligheid. Tot een bijzondere klant in de winkel een uitzonderlijke staart komt zoeken … De grote aantrekkingskracht van dit prentenboek zit hem in de rijkelijke en kleurrijke illustraties die de hele wereld van vader en zoon Vos optrekken. De lezer krijgt zicht op het reilen en zeilen van een drukbezochte winkel en leert ook de buurt kennen waarin de winkel zich bevindt. Bij herlezing leer je de personages en hun omgeving steeds beter kennen. Dat maakt van ‘Vos en zoon’ een prettig en gelaagd boek dat telkens opnieuw kan voorgelezen worden.
Donnelly, P. (2023). Vos en zoon. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff.
Victor woont naast een bejaardenhuis. Alle oude mensen – ze worden in het boek één na één voorgesteld met hun eigenaardigheden bv. een stem als een klok – houden van hem en hij van hen. Maar het allerliefste vindt hij “Juffrouw Josefina Albertina Fieldeldij Dop omdat ze 4 namen had, net als hij.” Op een dag hoort Victor Jan zijn ouders zeggen dat het toch erg is dat juf Fina – gemakkelijker dan de vier namen – haar geheugen en dus haar herinneringen kwijt is. Daar wil Victor Jan iets aan doen. Eerst gaat hij bij de verschillende bejaarden op zoek naar de betekenis van het woord ‘herinnering’. Hij krijgt antwoorden die variëren van “Iets warms, mijn kind, iets warms” over “Iets dat je aan het lachen maakt, liefje, iets dat je aan het lachen maakt.” tot “iets kostbaars, jongeman, zo kostbaar als goud.” Dan besluit hij herinneringen voor juf Fina te zoeken. Hij verzamelt allerlei spullen: een ‘warm’ ei uit het nest van de kippen, een marionet waar iedereen altijd om moest ‘lachen’, zijn eigen voetbal “zo kostbaar als goud” en nog veel meer. Wanneer hij die tevoorschijn haalt bij juf Fina begint de oude dame spontaan over vroeger te vertellen. “En ze keken elkaar stralend aan omdat het geheugen van juf Fina was terug gevonden door een kleine jongen, die bovendien nog niet zo oud was.”
De illustraties in zachte pasteltinten schetsen een realistisch maar tegelijkertijd relativerend beeld van bejaarden in een bejaardentehuis en sluiten erg mooi aan bij de tekst.
Fox, M. (1992). Victor Jan Valentijn Vis. Naarden: Middernacht Pers.
Ooit bestond er een land waar de stilte heerst. Spreken kan er alleen als je woorden koopt. Alle woorden worden er gemaakt in ‘de grote woordfabriek’. Sommige woorden zijn heel duur, andere goedkoop en soms, heel soms, vliegen er woorden door de lucht en met wat geluk kun je die vangen. Florian, het hoofdpersonage van dit boek, heeft er drie gevangen en die wil hij geven aan Siebelle die ‘onuitsprekelijk’ lief is. Florian heeft een vijand, Oscar. Hij heeft rijke ouders en heeft een heleboel woorden gekocht om zijn liefde aan Siebelle te verklaren en haar te imponeren. Gelukkig is Siebelle meer onder de indruk van ‘pannenlapje’, ‘kersenrood’ en ‘stoelendans’… Op de paginagrote illustraties zijn overal letters te vinden. Bovendien komen er steeds meer rode en oranje accenten in de bruintinten naarmate het duidelijker wordt dat Siebelle de liefde van Florians leven is. En zo eindigt dit verhaal in woord en beeld in een zachte warmte.
De Lestrade, A. (2009). Het land van de grote woordfabriek. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Beer verzamelt takken en takjes, mos en bladeren in het bos. Waarom hij dat doet is een raadsel voor Kip, Eekhoorn, Varken en Egel. Beer vertelt hen dat hij een huis maakt voor de winter. Dat vinden zijn vier vrienden een onzinnig idee. Tot het echt winter wordt… Beer slaapt heerlijk beschut tegen de koude en de vier vrienden bibberen van de kou. Op kousenvoeten vragen ze Beer om een plaatsje in zijn huis. beer vindt dat goed. Maar dan lijkt slapen er voor Beer niet meer in te zitten want de dieren spelen spelletjes, zingen liedjes en amuseren zich rot tot het lente wordt. En Beer … die laat het allemaal gebeuren. Diezelfde luchtigheid vinden we terug in de sprekende – ingekleurd of met aquarel – pentekeningen van de hand van Quentin Blake.
Yeoman, J. (2010). Beer bouwt een winterhuis. Baarn: De Fontein.

Bart is bijzonder gefascineerd door een grote bouwwerf in zijn buurt. Urenlang kan hij de bouwvakkers en hun dagtaak observeren. Hij weet dat buitenstaanders niet toegestaan worden op de werf, maar wanneer stoere puberjongens hem uitdagen, durft hij de bouwwerf toch te betreden. Hij daagt hen op zijn beurt uit en zegt hen dat ze de politie moeten bellen. Kleine Bart gaat onmiddellijk aan de slag met de cementmolen, de pletwals en de kraan. De puberjongens kunnen hun ogen niet geloven, roepen onophoudelijk dat Bart uit de kraan moet komen en bellen de politie. De aandachtige kijker ziet in de tekeningen van Alice Hoogstad dat Barts acties slechts een doel voor ogen hebben: de boeven vangen die in de achtergrond een bank aan het overvallen zijn. Voor wie het niet gezien heeft, brengt de ontknoping verheldering. Bart is in elk geval de held van de dag en mag voortaan zo vaak de werf op als hij maar wil.
Veldkamp, T. (2015). Kom uit die kraan. Rotterdam: Lemniscaat.
Finns vlieger komt vast te zitten in een boom. Om hem eruit te krijgen gooit Finn er zijn lievelingsschoen naartoe. Maar die komt ook vast te zitten? Dan maar zijn tweede schoen in de hoop de eerste te doen vallen – ook vast. Wat nu? Finn probeert met de poes, een ladder, een verfpot, een eend, een stoel, … een vuurtoren, een walvis, … Niets helpt. De brandweer komt aangereden en vraagt of ze kunnen helpen. Finn zwiert de bandweermannen en wagen ook in de boom. Die komen er ook in vast te zitten. Ten slotte gooit hij een zaag in de boom en wonder boven wonder komt de vlieger naar beneden. Finn is dolblij en speelt de rest van de dag met zijn vlieger. ’s Avonds gaat hij tevreden slapen maar wel met het gevoel dat hij toch iets vergeten is… De typische stokkenmannetjes in heldere kleuren dragen het verhaal waarvan de tekst een tikje afstandelijk is. Maar dat zorgt juist ook voor humor. Heerlijk prentenboek waar vele uren naar kan gekeken en geluisterd worden.
Jeffers, O. (2021). Vast. Utrecht: De Fontein.

Na drie jaar bijna obsessief werken heeft de Nederlandse Charlotte Dematons haar nieuwe solowerk af. Zo doorsnee als de titel ‘Alfabet’ klinkt, zo uitzonderlijk is dit fenomenale prentenboek. Elke prent verbeeldt talloze woorden die met een bepaalde letter van het alfabet beginnen. Het is moeilijk in te beelden hoe verregaand Dematons het concept heeft uitgewerkt tot je het ziet. Nooit eerder bulkte een ‘woordeloos’ prentenboek van zoveel ongebreideld taalplezier. In Dematons favoriete prent zit bijvoorbeeld een nijlpaard in een nest met een nachtpon aan haar nagels Napels-geel te lakken. Zo schuilen er niet minder dan 3000 woorden in de gedetailleerde prenten. Onze taal dwingt sommige illustraties tot eindeloze details, andere letters laten dan weer heel wat ruimte. Elke keer opnieuw heeft Dematons andere manieren gezocht om de woorden in de beelden met elkaar te verbinden, soms verrassend, soms schijnbaar evident. De letterdief op de cover heet ‘Alfabet’ en weeft de bladzijden aan elkaar.
Dematons zou Dematons niet zijn als ze niet talloze culturele verwijzingen, details en grapjes in haar prenten zou integreren. Hoe meer je het boek ter hand neemt, hoe indrukwekkender het wordt. Je blijft zoeken, ontdekken en glimlachen bij de vondsten. De uitgever ontwikkelde een website met de woordenlijsten en een app waarmee je de prenten kan scannen. Ze vullen het boek mooi aan en bevestigen de eindeloze mogelijkheden, maar gun ‘Alfabet’ de eerste keer jouw onbevangen blik. Enkel zo kom je dicht bij de rechtlijnige en fantasierijke kijk van Dematons en die van kinderen, voor wie ze het boek uiteindelijk gemaakt heeft.
Dematons, C. (2020). Alfabet. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren.
Wanneer Henry vanuit z’n steriel witte woonkamer naar de prachtige natuur buiten kijkt, krijgt hij het idee om wat van die natuurlijke schoonheid in huis te halen. Hij begint bescheiden met een houten tafel en stoelen, maar heeft al snel de smaak naar meer te pakken. Terwijl hij bladzijde na bladzijde zijn kamer verder aankleedt, ziet de lezer het uitzicht stelselmatig verschralen. Daarenboven passen zijn vrienden dezelfde methode toe, omdat ze zijn huis werkelijk prachtig vinden. De natuur ziet er stilaan even kil en kaal uit als Henry’s kamer aan het begin van het verhaal. Hoewel de boodschap hier erg duidelijk is, wordt het boek nergens moraliserend. Daar dragen zonder twijfel de stijlvolle illustraties in rood en groen toe bij. De vormen van de meubels laten dezelfde leemtes achter in de natuur, wat een kijkspel uitlokt dat het ernstige onderwerp meteen ook wat lichter maakt. De uitsnijdingen versterken het contrast tussen de binnen- en buitenwereld van Henry, die uiteindelijk besluit naar de ruimte te trekken om met een schone lei te kunnen starten. Hij is vastberaden z’n adembenemende uitzicht te behouden, maar zal hem dat ook lukken? Jacques en Lise hebben stilaan een eigen recept: hun prentenboeken bevatten veelal open eindes die jonge kinderen aan het denken durven te zetten. De tekst is spaarzaam, maar ontlokt altijd interactie met wat er in de tekeningen te zien valt. De suggestieve prenten in een beperkt aantal kleuren trekken telkens een herkenbare en tegelijk eigen wereld op. Met ‘Henry’ hebben de jonge illustratoren in elk geval hun recept mooi uitgebalanceerd.
Jacques & Lise (2020). Henry. Kalmthout: Pelckmans.
Amos Muis heeft zijn leven gewijd aan zijn vriendschap voor enkele bijzondere dieren in de dierentuin. Elke dag ziet er voor deze wat oudere, tengere man exact hetzelfde uit. Voor hij de tram neemt naar de dierentuin, voert hij zijn ochtendlijke routines met een ontroerende precisie uit. Eens aangekomen in de zoo schenkt hij zijn vrienden zijn onverdeelde aandacht. Hij speelt schaak met een olifant, laat een schildpad een race winnen en leest een uil voor die bang is voor het donker. Wanneer Amos op een ochtend zijn dagtaak niet kan aanvatten door een verkoudheid, beslissen de dieren het heft in eigen handen te nemen en de rollen om te draaien. Het verhaal is bijzonder eenvoudig, net als de observaties van de auteur die in de spaarzame tekst de warme sfeer van het verhaal en de illustraties weet bij te treden. De tekeningen van Amos en de dieren daarentegen zijn minutieus uitgewerkt, waardoor hun persoonlijkheid en zorg voor elkaar meteen in het oog springen. Het geheel is vertederend, je zou elk van de personages met hun kleine menselijke kantjes willen knuffelen en bij je houden. Het prentenboek leverde het koppel verantwoordelijk voor tekst en illustraties talloze literaire prijzen op.
Stead, P. & E. (2021). Amos Muis blijft een dagje thuis. Kampen: Aldo Manuzio.
Finn denkt nog vaak aan zijn gestorven opa. Hij woont aan zee en is dikwijls aan het spelen in een oude boot. Op de dag van opa’s verjaardag zijn er veel herinneringen, maar vooral aan het feit dat opa gezegd had dat ze ooit samen op reis zouden gaan naar een plek waar hemel en oceaan elkaar raken. Wanneer Finn wakker wordt, bevindt hij zich in de oude boot op volle zee. Een gouden vis wijst hem de weg en zo komt hij steeds dichter bij de maan; is dat misschien de plek waar oceaan en hemel elkaar raken of toch niet? Net zoals in ‘De tuinman van de nacht’ en ‘De reis van vos’ van dezelfde auteurs is dit prentenboek eerder filosofisch getint. Daarnaast getuigen de prachtige, gedetailleerde illustraties van een zeer rijke fantasie – zoveel verschillende luchtmachines en ander zwevend, duikend en varend tuig heb ik nog nooit bij elkaar gezien! De illustraties vormen ook hier weer een prachtig duo met de tekst. Die is af en toe behoorlijk spitsvondig. Denk bv. aan Luilettereiland waar bladvogels, brilvogels en heel wat andere geleerde vogels nestelen tussen boeken met gekende titels als Moby Dick, Odysseus, De kleine kapitein, De vliegende Hollander, … Opnieuw een prachtig boek van The Fan Brothers waar zowel kinderen als volwassenen veel plezier aan zullen beleven.
Fan T. (2018). Oceaan en hemel. Amsterdam: Leopold.