Prijswinnaars 2020-2025

GRIFFELS EN PENSELEN

Breng een foto van je familie mee naar de klas. Naar aanleiding van die vraag kiest onze verteller ervoor om zijn familie te tekenen in plaats van een foto uit te kiezen. Het wordt een fantastische tekening met drie indrukwekkende vaders, een moeder-president, een ongezien sterke supermama, 12 broers en zussen en een halve dierentuin aan huisdieren, met als pronkstuk een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan. Wat een familie! Al snel moet hij bekennen dat andere families zijn verbeelding aan het werk gezet hebben. Zijn vriendjes lijken immers allemaal veel toffere families te hebben dan hij. De ene heeft een moeder die heldhaftige daden stelt bij de brandweer, de andere heeft twee vaders, nog een andere heeft acht broers en zussen en hij heeft zelfs een vriend met twee vaders én twee moeders. In zijn ogen kan het contrast met zijn saaie, kleurloze gezin niet groter zijn. Tot hij toch even stilstaat bij de fijne momenten die ze samen meemaken. Dan blijkt zijn kleurrijke fotocollectie toch een stuk groter dan verwacht … Zo heerlijk als de tekening van het gefantaseerde gezin, zo fantastisch is dit verhaal dat in wezen het familieleven in al zijn vormen viert. Dat feestelijke straalt ook af van de kleurrijke illustraties met een zeer expressieve verteller die de lezer meeneemt in alle gevoelens die familie bij hem oproept. Pim Lammers toont ons weer hoe evident en plezierig diversiteit kan zijn, maar weet vooral ook opnieuw te overtuigen als schrijver. Met een prettig voorleesritme, een vrolijke verbeelding, geestige humor én veel zachtheid brengt hij een onweerstaanbaar verhaal, dat kleine én grote lezers in hun hart zullen sluiten.

Lammers, P. & Stenvert, N. (2024). Een ongelofelijk grote, ongelofelijk gevaarlijke leguaan. Amsterdam-Antwerpen: Querido.


Toegegeven, Jarvis is niet de eerste die een prentenboek met korte verhalen over twee bevriende dieren uitbrengt. Toch maakt de eigenheid van Vogel en Beer het meer dan de moeite waard om ook dit duo een plek te geven op je boekenplank. In vier korte verhalen nemen ze je mee in hun leefwereld. In het eerste verhaal komt Vogel vast te zitten in een bloem. Beer heeft dat niet gezien en is oprecht verwonderd wanneer hij even later een bloem hoort huilen. Hij probeert de bloem op te vrolijken door te vertellen over enkele stommiteiten van z’n vriendin Vogel, maar dat helpt – tot zijn grote verbazing – niet. De kennisvoorsprong van de lezer maakt de hele scène werkelijk hilarisch. Er zit verder ook iets aandoenlijks in hun vriendschap. Zo vindt Beer het echt erg voor Vogel dat hij de picknick voor hun uitstap is vergeten en doet hij er onderwerg alles aan om hun dag samen zo leuk mogelijk te maken. Aan het einde van het verhaal blijkt Vogel dat de hele tijd door te hebben, maar wil ook zij haar vriend sparen. Zo hebben ze allebei een heerlijke dag én wordt de lezer aan het einde verrast. Te gekke situaties meemaken, samen op wandel gaan, elkaar troosten, bezorgd en jaloers zijn … de eerste bundel bulkt alvast van een fijne vriendschap waarvan we als (voor)lezer graag meegenieten. 

Jarvis (2024). Vogel en Beer. De picknick en andere verhalen. Haarlem: Gottmer.


De dieren in het bos zijn het grijze winterweer grondig beu. De zon moet wel de schuldige zijn: zo gul als ze zonneschijn gooit in de zomer, zo weergaloos floept ze weg in de winter. Veldmuis is ervan overtuigd dat na die zonnige zomer er toch nog restjes licht te vinden moeten zijn. De meeste dieren vinden het een belachelijk idee, maar Eekhoorn vindt het toch de moeite waard om samen op zoek te gaan naar die restjes zon. Ze zoeken op verschillende plekken in het bos, maar vangen telkens bot tot ze bovenop een paal een lichtgevende oranje schijf vinden. Opgetogen halen ze hun vrienden erbij en proberen ze het restje zonlicht los te wrikken. De stemming is bijzonder vrolijk tot iemand opmerkt dat het een wegwijzer is … Het wordt even stil in de groep, en dan beginnen ze te schateren en krijgen ze uiteindelijk samen de slappe lach omwille van de absurde situatie. En zo ontdekken ze toch waar het zonlicht zich al die tijd heeft schuilgehouden. De hoopvolle gedachte dat er altijd wel nog restjes licht te vinden zijn – zelfs in het midden van de winter – is de leidraad van dit verhaal. De originele invalshoek en de hilariteit die daarmee gepaard gaat, zorgen voor extra lichtheid in dit verhaal. Edward Van de Vendel schreef er – voor kleuters -een uitgebreide tekst bij die dankzij de geanimeerde dialogen heel tof is om voor te lezen. Samen met de grote illustraties die vanuit verschillende perspectieven de kleurschakeringen in het bos tonen, maakt dat van ‘De restjes van de zon’ een bijzonder rijk verhaal voor oudere kleuters.

Van de Vendel, E. & Parent, J. (2023). De restjes van de zon. Amsterdam/Antwerpen: Querido.


Wat op het eerste gezicht een fotoboek lijkt over een jongen en zijn Poolse grootmoeder, is dat helemaal niet. Het is een prentenboek met geschilderde, levensechte illustraties in aardetinten – het verhaal maakt duidelijk waarom deze tinten gebruikt worden – en het is een pareltje. De auteur vertelt hoe hij als kleine jongen elke ochtend naar zijn Poolse grootmoeder, zijn Baba, werd gebracht. Zij woonde in een klein houten huisje. Van die ochtenden zijn de auteur verschillende dingen bijgebleven. Het eerste: elke morgen hetzelfde reusachtige havermoutontbijt met liefde voor hem klaargemaakt. Zijn Baba vindt eten erg belangrijk. Ze ‘humt’ en danst terwijl ze kookt. Overal in haar huis is eten verstopt: knoflookstrengen, potten met augurken, bieten … Ook het kleinste stukje eten dat op de grond valt, wordt opgeraapt en met liefde – het opgeraapte voedsel krijgt een zoen – verorbert. Een andere herinnering is – en nu komen we bij de aardetinten – dat zijn Baba telkens wanneer het regende samen met hem regenwormen ging zoeken bv. onderweg naar school. Die regenwormen gebruikte ze voor haar moestuintje. Omdat zijn Baba niet erg goed Engels sprak, toonde ze hem door met haar vinger over de lijnen in zijn handpalmen te gaan wat regenwormen in de aarde doen. Op een dag komt Baba bij de jongen en zijn gezin inwonen. Met prachtige tekstloze platen toont de auteur dat de rollen dan omgedraaid worden. De jongen brengt zijn Baba nu elke morgen havermout met appelschijfjes. Zij deelt de appelschijfjes met hem. De door oma bewaarde tomatenzaadjes worden nu in een potje geplant dat op de vensterbank gezet wordt. Dan loopt Baba met haar vingers over de lijnen van zijn handpalm en de jongen weet wat hem te doen staat … Edward van de Vendel heeft het verhaal vertaald en gebruikt daarvoor een rijke, poëtische taal die perfect aansluit bij de schitterende illustraties en bij de heimwee die in dit verhaal verborgen zit.

Scott, J. & Smith, S. (2023). De tuin van mijn Baba. Amsterdam/Antwerpen: Querido.


Yoko Heiligers heeft met dit boek wel een heel bijzonder prentenboek afgeleverd en wel op verschillende vlakken. We staan eerst even stil bij  het feit dat dit boek aan kinderen woorden en betekenissen leert. Sommige van die betekenissen zijn allicht te moeilijk voor jonge kinderen maar dan geven de kunstzinnige illustraties erbij wel duiding. Mocht ook dat niet het geval zijn dan zorgen woorden en illustraties ervoor dat hierover een gesprek ontstaat. In de illustraties zit niet enkel het dier vervat maar ook die verhouding mens – dier. De auteur maakt over 25 dieren een illustratie over een dubbele bladzijde. Ze start met de letter A (adelaar) en eindigt bij de Z (zeehond) maar niet elke letter heeft zijn dier. Elk dier wordt in 2 tot 5 stroken weergegeven die het hoofd, de romp en de staart voorstellen. Onderaan elke strook staan ‘kernwoorden’, lang niet altijd voor de hand liggend, die mens en dier met elkaar verbinden. De auteur vertrekt hierbij van de idee dat dieren een bepaalde betekenis hebben voor de mens. Bv bij ‘duif’ zie je een afbeelding van een duiventil en daaronder het woordje ‘thuis’ maar je ziet er ook een postduif  met het woord ‘boodschap’ en een vredesduif met het woord ‘hoop’. Of bij ‘beer’ zie je truc, troost en bedreiging en de beer afgebeeld als circusdier, knuffel en roofdier. Dit prentenboek is eigenlijk een kunstboek geworden. De illustraties doen denken aan de schoolplaten die vele decennia geleden de klaslokalen in de Lagere School opsmukten. Ze bevatten stevige lijnen en per dubbele pagina maakt Yoko Heiligers gebruik van een apart kleurenschema passend bij het afgebeelde dier. Intrigerend boek dat zowel kinderen als volwassenen uitnodigt tot reflectie op de verhouding mens – dier.

Heiligers, Y. (2023). Mensendieren. Arnhem: Loopvis.


Heksje Hazel is niet de innemende, boze of toverende heks die we van andere verhalen kennen. Deze robuuste en tegelijk zachtaardige dame is een kloeke kabouter met rode wangen en is omringd door een heerlijk diverse keur aan boswezens. Wie het boek opent, komt in het levendige Bos van Moswoud terecht waar elfen, feeën, trollen, muizen, kikkers en kleine mensen in alle vormen en maten leven. In dit gezellige bos volgen we Heksje Hazel doorheen de vier seizoenen. In elk van de verhalen leren we wat het betekent om zorg te dragen voor elkaar. In de lente vindt Heksje Hazel een ei dat ze onder haar hoede neemt, in de zomer moet ze overtuigd worden om toch even vakantie te nemen, in de herfst gaat ze samen met de buren op zoek naar de bron van een akelig geschreeuw en in de winter komt ze in een sneeuwstorm terecht die ze zonder hulp niet zou overleven. Een seizoenenboek dat zich in een bos afspeelt is niet meteen verrassend, maar de idyllische wereld die opgetrokken wordt in de rijke illustraties is dat wel. Er vallen in de sfeervolle prenten heel wat bijzondere personages en grappige huisjes te ontdekken. Wahl trekt zo een magische wereld op die tegelijk herkenbaar is, ze vertelt zachte verhalen zonder sentimenteel te worden en presenteert lieflijke figuren die niet suikerzoet zijn. Een boek om je het hele jaar door aan op te warmen. Neem al eens een kijkje: https://www.youtube.com/watch?v=nId7L6j7Y_o.

Wahl, P. (2022). Heksje Hazel. Een jaar in het bos. Amsterdam: Boycott.


Marit Törnqvist heeft haar tijd genomen om met haar nieuwe werk ‘Schildpad en ik’ voor het voetlicht te treden en daar kunnen we alleen maar dankbaar om zijn. Hoe je het verhaal ook draait, met welk perspectief je het ook bekijkt, hoeveel keer je de prenten ook bekijkt: naarmate je meer ziet, stapelen ook de vragen zich op. Het raamverhaal zelf is helder: een grootvader vertelt zijn vijfjarige kleinzoon hoe hij zelf als vijfjarig jongetje in een land ver van hen af een schildpad kreeg voor z’n verjaardag. Aanvankelijk hebben de twee het heerlijk samen, maar naarmate Schildpad groeit en de jongen ouder wordt, wordt het ook moeilijker om Schilpad een plaats te geven in z’n leven. Als je aan het einde van het verhaal zijn leven beschouwt, dan is het duidelijk dat de mooiste periodes net die waren waarin het lukte om samen met Schildpad gelukkig te zijn: spelend als kind, op reis in z’n thuisland, bij de ontmoeting met de liefde van z’n leven, met z’n gezin en als trotse grootvader met z’n kleinzoon op de schoot. Je zou kunnen denken dat dit verhaal over ‘sense of belonging’ eerder volwassenen adresseert, maar niets is minder waar. Samen met volwassenen zullen jonge kinderen ook geïntrigeerd zijn door de enorme schildpad aan een leiband, zullen ze zich ook afvragen of het duo uiteindelijk ‘voor het leven’ vrienden blijven en zullen ze hun hart verwarmen aan de intimiteit van een grootvader die over z’n leven vertelt aan z’n kleinzoon. Voeg daar de typerende en schilderachtige illustraties van Törnqvist aan toe die telkens fijngevoelig de sfeer weten te vangen en je hebt alweer een te koesteren prentenboek voor op de boekenplank.

Törnqvist, M. (2022). Schildpad en ik. Amsterdam: Querido.


De haas wordt helemaal onzeker over zichzelf wanneer een egel hem vraagt wat hij eigenlijk is en niet gelooft dat hij een haas is. Vanaf dat moment wordt de haas ook vaak uitgelachen tot hij ontdekt wat er aan hem schort: hij heeft geen neus. Gelukkig wordt hij gevonden door een klein meisje dat van hem houdt zoals hij is. Maar dan gebeurt er iets… Wanneer de haas later in het verhaal een neus krijgt in de vorm van een knoop van de jas van het meisje wordt hun vriendschapsband nog verstevigd. Tekst en illustraties vullen elkaar in dit prentenboek mooi aan. De illustraties stralen iets poëtisch uit door het gebruik van krijt en potlood gecombineerd met de afdrukken van echte natuurelementen zoals blaadjes en takken en de kleuren zwart, rood en blauw die de boventoon voeren. Daardoor kun je de haas zowel zien als een mens, een dier of een knuffel. De emoties zijn duidelijk af te lezen in het kleurgebruik en in de houding van de verschillende figuren. Zijn wie je bent en zelfvertrouwen blijven dankbare thema’s.

Siemensma, H. & Lammers, A. (2021). De haas zonder neus. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren.


Het trommeltje in dit verhaal is niet het muziekinstrument waarop de jongen speelt op de cover. Het gaat om een ‘koekjesdoos’, zo’n blikken doos waarin je allerlei spulletjes kunt bewaren. Dat deed Lien ook lang geleden toen ze in Afrika woonde. Daarna vergat ze het trommeltje. Tot haar dochters het terugvonden en verkochten op de rommelmarkt aan Sebas. Maar Sebas verliest het trommeltje op de terugweg naar huis. En alsof hij voorvoelt dat dat trommeltje iets belangrijks is gaat hij er terug naar op zoek. Wanneer hij het terugvindt, begint een zoektocht naar de oorsprong van het trommeltje. Een zoektocht die een heleboel vragen oproept zoals: wie was de oorspronkelijke eigenaar?, wat zat er in dat trommeltje?, … Doorheen die vragen begint Sebas het trommeltje steeds meer te koesteren en bewaart hij het tot hij zelf Opa Bas geworden is. Zo wordt dat trommeltje iets heel bijzonders m.n. het verband tussen heden en verleden en tussen verschillende levens en verhalen van mensen.  Dat is meteen ook het bijzondere van dit verhaal; het durft tijdssprongen maken en duidt die in de tekst met ‘daarvoor’ en ‘daarna’. De tekst is op rijm, licht poëtisch en maakt gebruik van herhalingen. Niet elke vraag wordt in het boek beantwoordt. Dat geeft kinderen de ruimte er hun eigen invulling aan te geven. De illustraties versterken de sfeer die de tekst oproept met zachte kleuren en een mooie invulling van vroeger en nu. Helemaal op het einde van het boek krijgt de lezer een chronologische samenvatting van de geschiedenis van het trommeltje in zwart-wit tekeningen waarin enkel het rommeltje zelf en de inhoud ervan in kleur zijn.

Van de Vendel, E. & te Loo, S. (2020). Er lag een trommeltje in het gras. Amsterdam: Querido.


Wie herkent de situatie niet dat je het slaapritueel en bijhorend verhaal tot een minimum wil beperken en dat je kind het dan maar van je overneemt wat je ook probeert. Daar gaat dit verhaal dus eigenlijk over. Het zoontje is nog druk in de weer met monsters vangen wanneer zijn vader het allang goed vindt en wil dat hij gaat slapen maar dat lukt natuurlijk niet! Helemaal op het einde worden de rollen omgedraaid en is het het zoontje dat zelf wil slapen en dus een einde maakt aan het verhaal. Het grappige verhaal sluit dus ook mooi aan bij de belevingswereld van de kinderen. De tekst wordt stevig ondersteund door de gedetailleerde illustraties wat ervoor zorgt dat dit verhaal snel begrepen wordt. Door de dialoog tussen het zoontje en zijn vader (die dus nergens in beeld komt alleen spreekt) is dit ook een heerlijk boek om voor te lezen.

Veldkamp, T. (2020). Maar eerst ving ik een monster. Rotterdam: Lemniscaat.


De varkens Job en Bob – herkenbaar aan de letter op hun petje – zijn vuilnisophalers. De vuilniszakken vliegen met een grote boog de vuilniswagen in. Maar opeens merken ze tussen het vuilnis een hondje op. Dat moet toch niet mee! Dus halen ze de vuilniszakken eruit en beginnen opnieuw. Een eindje verder is dat hondje er weer! Dan zit het een in een kartonnen doos verstopt, dan is het verkleed als lampenkap? … Het houdt niet op! Uiteindelijk blijkt dat het hondje enkel heel graag met de vuilniswagen wil meerijden. Humoristisch verhaal op rijm dat zonder het vermanende vingertje kleuters dingen wil leren over afvalverwerking. Moeten die vuilnisophalers hard werken?, Kunnen ze hun ronde tijdig afwerken wanneer ze telkens opnieuw moeten beginnen zoals in dit verhaal met het hondje?, Wat gooien we weg?, Zitten daar nog bruikbare spullen tussen?, Zitten daar recycleerbare spullen tussen? De tekst is vrij beknopt, ritmisch en geeft door het veelvuldig gebruik van het woord ‘Hoppakee’ de sfeer weer van vuilnisophalers die hun werk erg graag doen. De tekst bevat ook veel herhaling, iets waarvan kleuters echt wel houden.  Noëlle Smit tekent voor de subtiele illustraties in erg mooie kleuren. Ze vormen een 2-eenheid met het verhaal en in de prenten zitten naast recyclagetips ook elementen verwerkt waarnaar je samen met de kleuters op zoek kunt gaan.

Veldkamp, T. & Smit, N. (2020). Vuilnisvarkens Job & Bob. Haarlem: Gottmer.


Josefien ontmoet tijdens haar vertrouwde wandeling in het bos een imposante tijger. Na de eerste verbaasde aanblik, voelt Tijger meteen ook vertrouwd aan en ze neemt hem mee naar haar huis in de stad, waar ze snel vrienden worden. Zoals te verwachten valt, wennen buitenstaanders een stuk moeilijker aan de tijger in hun omgeving, wat enkele grappige beelden oplevert. Toch gaan ook zij na verloop van tijd overstag en ze sluiten het prachtige zachtaardige dier in hun hart. Maar wanneer de tijger stilaan kleur verliest en echt ziek begint te worden, moet Josefien een moeilijke beslissing nemen … De stijl van de ervaren Jan Jutte is herkenbaar, maar is meer dan ooit overtuigend. De huiselijke en kleurrijke illustraties van Josefien en de tijger zijn hartverwarmend en maken hun vanzelfsprekende vriendschap bijna tastbaar. De spaarzame tekst is nagenoeg overbodig, want de thema’s gemis, vriendschap en troost spreken de lezer rechtstreeks in de illustraties aan. Bekijk hier de trailer: https://www.youtube.com/watch?v=XmcbupAPrMo.

Jutte, J. (2019). Tijger. Rotterdam: Lemniscaat. 


De man met ogen zo groen als de baai van de zee waarin hij een paalwoning heeft, vindt op een dag een fles met daarin het zinnetje ‘zoek de schat’. Hoewel hij aanvankelijk helemaal niet van plan is dat te doen, laat dat zinnetje hem niet meer los. Meinderts verwoordt het zo: ‘ … een gefluisterd zinnetje dat als een treintje onafgebroken rondjes reed in zijn hoofd: zoek de schat, zoek de schat, …’ Dus breekt hij zijn huis af, bouwt een schip van dat hout en vertrekt. Na 7 dagen komt hij aan op een eiland waar hij door een vrouw wordt opgewacht. Hij belooft de vrouw niet te vertrekken vooraleer hij de schat gevonden heeft. Maar ‘zo gul als de zee altijd voor hem was geweest, zo gierig leek het land’. Hoe hij ook zocht behalve hopen potscherven vond de man niets. De vrouw was verrukt over de scherven en gaf ze een plaats in haar huis. Het waren er zoveel dat haar huis helemaal vol geraakte. Wanneer de man op het punt staat, zijn zoektocht op te geven vindt hij een houten kist en dan slaat de twijfel toe. Het verhaal vertelt dat geluk vaak heel dichtbij ligt maar dat je je ogen moet openen om dat te zien. In die zin is dit een eerder filosofisch prentenboek dat aanleiding kan geven om het gesprek aan te gaan over ‘wat is een schat voor jou?’. Naast de eerder poëtische en taalrijke tekst zijn er de erg kleurrijke, bladvullende illustraties van Sanne te Loo die er perfect in slaagt enerzijds de exotische sfeer van het verhaal weer te geven zonder te overdrijven en anderzijds de gevoelens van de man die langzaam de moed opgeeft in prenten te vertalen. Het volledige prentenboek voorgelezen door de auteur: https://www.youtube.com/watch?v=rN4VsiTPCcA

Meinderts, K. (2019). De man met de zeegroene ogen. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren.


Herman is een tevreden hangbuikzwijn op de boerderij tussen de kippen en hun haan. Het liefste wat hij doet is in de modder rollen. Hij ergert zich ok wel aan de kippen en de haan die van alles een wedstrijdje willen maken. De haan wil altijd als eerste wakker zijn, de kippen willen er altijd ‘als de kippen bij zijn’ of het mooiste ei leggen. Op een dag is Herman al die competitie zat. Hij zal eens tonen wie de snelste is. Aangemoedigd door vele dieren, rent hij zo hard hij kan tot hij op een strand aankomt en daar lekker in het zand gaat rollen. Dat is toch wat hij het liefste doet en wie hij is. Helemaal moe sjokt hij terug naar de boerderij waar hij aankomt net op het moment dat de haan buiten komt. Dus heeft hij ook die wedstrijd gewonnen, maar dat kan hem niks schelen. Hij springt terug in zijn modderbad. Het verhaal sluit erg dicht aan bij de belevingswereld van jonge kinderen die ook graag ‘de beste’, ‘de eerste’, de ‘snelste’, … willen zijn. Het wordt vlot verteld en is met veel oog voor detail geïllustreerd. Zo heeft de haan bv. een megafoon in zijn poot. Met dergelijke details maakt Yvonne Jagtenberg veel emoties duidelijk. Voor het overige werkt ze vaak met kleurvlakken die veel suggereren. Grappig boek over een herkenbaar onderwerp.

Jagtenberg, Y. (2019). Hup, Herman! Haarlem: Gottmer.


PRENTENBOEK VAN HET JAAR

Kleine Aap is heel blij en wil die blijdschap met iedereen delen. Daarom trekt hij op zijn step het woud in maar wie hij ook aanspreekt, geen enkel dier lijkt echt te luisteren. De ene interpreteert zijn blijdschap als ‘jij hebt een nieuwe step’, de ander denkt dat hij gaat verhuizen en de Uil vindt dat zijn mama hem niet alleen in het woud mag laten. Gelukkig is er Olifant die wel naar het grote nieuws wil luisteren: Kleine Aap heeft een broertje gekregen. Het verhaal wordt gekenmerkt door veel herhaling. Dat zorgt ervoor dat de luisteraars de structuur herkennen, denken te kunnen voorspellen wat er komt maar telkens een klein beetje op het verkeerde been worden gezet. De ontknoping is best spannend. De illustraties geven goed de vaart weer die Kleine Aap met zijn step maakt en die step – op heel veel verschillende manieren vastgehouden –  illustreert dan weer de aandrang waarmee hij zijn blije nieuws wil delen. De verschillende dieren zijn leuk in beeld gebracht. Zo lijkt het snelle luipaard eerder lui te zijn of piept het stokstaartje net met zijn kop boven het gras uit. Leuk, herkenbaar verhaal met mooie, kleurrijke illustraties.

Van Hout, M. (2024). Kleine Aap. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren.


Rinus is een kleine, wilde neushoorn die trots is op zijn opa die vroeger de wildste en sterkste was van iedereen. Maar nu is zijn opa oud. Hij heeft enkel nog zin om te dommelen en hij is doof. Op een dag wanneer opa slaapt, besluit Rinus ervandoor te gaan. Hij doet zo wild dat alle andere dieren bij hem wegrennen. Hij toont ook hoe sterk hij is – hij kan alles optillen als hij zou willen. Van al die drukdoenerij heeft Rinus dorst gekregen. Hij loopt naar de bergrivier om te drinken maar hij valt erin en wordt erin meegesleurd. De andere dieren proberen hem te redden, maar dat lukt net niet. Op dat moment wordt opa wakker… Dit is een rustig verteld verhaal met subtiele herhalingen waar dankzij de streken van Rinus toch vaart in zit. De bijhorende illustraties vormen een echte twee-eenheid met het verhaal. Ze geven een mooie voorstelling van de opa in zijn jonge jaren, behangen met gouden medailles waarop een ‘1’ prijkt. Vervolgens een oude opa met een hoorn in zijn oor, dommelend in een stoel. Rinus is duidelijk een jonge wildebras die allerlei spelletjes speelt en anderen voortdurend wil overtroeven. Hoewel de dieren antropomorf zijn, zijn ze toch levensecht weergegeven. Zo is de oude opa die wakker schrikt en snuivend en briesend op zoek gaat naar Rinus indrukwekkend. Prachtig laatste beeld ook: opa met Rinus op zijn rug en ‘een gouden-1-medaille’ bengelend op zijn achterwerk. Mooi thema dat dicht bij de beleving van jonge kinderen ligt; die willen ook wat graag trots zijn op hun grootouders.

Schubert, D. & Schubert, I. (2023). Rinus. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren.


Suus kondigt aan dat zij een verrassing heeft voor haar vriend August. Terwijl Suus straalt van enthousiasme, zie je de schrik August om het hart slaan. De twee vrienden zijn namelijk elkaars tegenpolen: terwijl avontuurlijke Suus houdt van rennen en springen, verkiest August rust en veiligheid. Hij houdt dus ook helemaal niet van het oncontroleerbare van verrassingen. Zijn fantasie slaat op hol en hij ziet allemaal wilde activiteiten voor ogen die Suus typeren. Gelukkig kent Suus haar vriend goed genoeg om een verrassing op zijn maat gesneden te voorzien … Het angstaanjagende van verrassingen is veel kinderen niet vreemd. De manier waarop Miriam Bos die herkenbare beleving uitwerkt, is hartverwarmend. Het bos waarin de eekhoorn en de vos wonen is prachtig kleurrijk met een breed scala aan groentinten en felroze en oranje accenten. In de illustraties waarin de personages worden voorgesteld, laat Bos meer witruimte waardoor alle aandacht gaat naar de twee persoonlijkheden van wie de lichaamstaal boekdelen spreekt. Terwijl jonge kinderen de vrienden leren kennen, ontdekken ze de Suus of August in zichzelf, maar zien ze vooral hoe je als vriend onderlinge verschillen kan overstijgen.

Bos, M. (2022). Help! Een verrassing! Rotterdam: Lemniscaat.


In verhalen kan alles. Dus is de kleine Maximiliaan alleen thuis en geeft hij een feestje voor zijn speelgoeddieren. Snel wordt duidelijk waarom Maximiliaan ook Modderman heet want alles wordt vies. Dus besluit Maximiliaan dat alles en iedereen in bad moet. De taart incluis. Dan komen zijn ouders thuis. En nog is het niet uit met de pret want bij het zien van de kliederboel die Maximiliaan gemaakt heeft, besluiten ze dat het volledige bad dan maar in bad moet! Joukje Akveld is niet aan haar proefstuk toe en slaagt erin met enkele woorden en eenvoudige zinnen de sfeer van de spetters en de viezigheid volledig op te roepen. Ze wordt daarbij geruggesteund door de pittige illustraties van Jan Jutte. Wat de lay-out betreft: de woorden staan overwegend in zwart behalve wanneer iemand onder de aandacht wordt gebracht bv. een speelgoedbeest dat in bad moet. Dan staat die naam of dat woord in kleur. Erg leuk boek vooral omwille van het onderwerp: vuil worden. Een onderwerp dat heel veel kleuters erg boeit en waaraan niet zoveel prentenboeken op een prettige manier gewijd zijn.

Akveld, J. (2021). Maximiliaan Modderman geeft een feestje. Tielt: Lannoo.


Coco, een jonge vogel moet leren vliegen. Zij vindt dat niet vanzelfsprekend, zeker niet wanneer ze de voor en tegens tegen elkaar afweegt. Zelf je eten uitkiezen, kennismaken met andere vogels, … dat zijn de leuke dingen. Maar je kunt ook vallen en beneden is heel diep en gevaarlijk (katten). Maar met de hulp van mama kan Coco haar angst overwinnen en lukt het haar na veel angstig gesMediachreeuw om toch te vliegen. Heerlijk vindt Coco! Ze maakt inderdaad kennis met andere vogels, ze durft naar het topje van de hoogste boom vliegen, maar ze knalt ook keihard tegen een boom aan. Als het donker wordt, is het tijd om terug naar het nest te gaan en te rusten want … morgen is er nog een ‘vliegdag’. Eenvoudig en rustig opgebouwd verhaal over angst overwinnen en dingen durven. Zeer herkenbaar voor kleuters die haast dagelijks nieuwe dingen moeten/mogen leren. De illustraties in veel groen-zwarte tinten roepen de sfeer van een naaldbos op. Tussen die donkere tinten lichten details op zoals de snavel en ogen van Coco’s mama of andere kleine vogels, de ogen van een kat, …Leuk is ook dat je afhankelijk van de bewegingen van Coco het boek moet draaien. Zo lijk je als toehoorder nog meer betrokken te zijn.

Riphagen, L. (2019). Coco kan het. Haarlem: Gottmer.


De kaft van het boek zet meteen de toon: eend laat duidelijk merken hoe slecht gehumeurd ze wel is. Dat heeft zo zijn redenen: de vijver staat droog en eend heeft niemand om mee te spelen. Toch is eend niet alleen het hoofdpersonage van dit prentenboek. Boven het hoofd van eend zweeft een erg belangrijk grijs wolkje – tweede hoofdpersoon – dat naarmate eend humeuriger en humeuriger wordt ook groter en donkerder wordt en steeds meer plaats inneemt op de bladzijden. Tot de wolk bijna bladvullend, zwart en paars met gele bliksems en donkerblauw wordt en uit elkaar barst met een dubbele pagina heerlijk verkoelende regendruppels tot gevolg. Eindelijk heeft eend haar vijver terug en kan ze heerlijk in de modder spelen. In het boek komen ook andere boerderijdieren voor die eend spelletjes voorstellen maar zonder resultaat. Zonder dit echt te kunnen verwoorden zullen kleuters zich kunnen herkennen in de groeiende boosheid van eend die uiteindelijk uitbarst. Maar het fijne is vooral dat kleuters kunnen zien hoe het daarna weer helemaal goed kan komen.

Dunbar, J. (2018). Moppereend. Rotterdam: Lemniscaat.


LEESJURY

Het is een klassieke grap: een personage is – dikwijls op een stuntelige manier – op zoek naar z’n bril terwijl die de hele tijd op z’n hoofd staat. Zeker bij jonge kleuters wekken de kennisvoorsprong en het onbeholpen gedrag van iemand die niet goed ziet hilariteit op. Ook Beer kan z’n rode bril – die op z’n kop staat – nergens vinden. Hij wandelt naar z’n vriend Giraf, vermoedend dat hij die daar heeft achtergelaten. Onderweg ziet hij op z’n vertrouwde route dieren die hij daar nooit eerder zag: in een boom met kale takken ziet hij een hert, in een laaghangende struik een krokodil, in een rots een olifant en in een roze bloem een flamingo. Bij Giraf aangekomen, ziet die de bril natuurlijk meteen staan en wandelen de twee vrienden terug op zoek naar de wonderlijke ontdekkingen. Uiteraard ziet de wereld er mét bril weer net als gewoonlijk uit, wat Beer niet begrijpt. Misschien is z’n bril stuk? De naam Leo Timmers op een prentenboek is een soort kwaliteitslabel geworden en ook hier kan je daarop vertrouwen. De figuren springen van de pagina’s met witte achtergrond af, wat de hoofdpersonages en de vermeende dieren mooi in de verf zet. De expressie van de personages versterkt de humor in het verhaal, perfect gesneden op de maat van peuters en jonge kleuters. Het boek bevat bovendien een kartonnen brilletje dat er net als dat van Beer uitziet, een leuk extraatje om de speelse beleving kracht bij te zetten.

Timmers, L. (2023). De bril van Beer. Amsterdam/Antwerpen: Querido.


Een boek als ‘Het spookt in dit huis’ heb je nog niet eerder in handen gehad. Jeffers ging aan de slag met foto’s van een oud huis dat van nature de allure van een spookhuis heeft. De foto’s lijken rechtstreeks uit een fotoboek van Victoriaanse huizen te komen. Die vormen het perfecte decor voor het jonge meisje dat in dit verhaal op zoek gaat naar spoken, maar die maar niet lijkt te vinden. Terwijl zij zich vragen blijft stellen over het bestaan van spoken en speurt in alle hoeken en kamers van het huis, krijgt de lezer meer kansen op een succesvolle zoektocht. Jeffers tekende namelijk spoken op de kalkpapieren die tussen de foto’s van het huis inzitten. Aanvankelijk zie je enkel het wit van het kalkpapier, maar als je die omdraait op de foto’s, kan je meer zien dan het meisje dat door de kamers dwaalt … Pagina na pagina ontdekt de lezer hoe er in het huis gespookt wordt. Die ontdekkingen zijn plezierig en zullen kinderen eens zo sterk entertainen dankzij het contrast met het meisje dat vruchteloos blijft rondkijken. Zuiver leesplezier dus dat naadloos aansluit bij de griezeltochten en donkere avonden zo eigen aan deze periode van het jaar. Jeffers zelf leest voor: https://www.youtube.com/watch?v=Bb4ez_qE5Vg&t=5s.

Jeffers, O. (2022). Het spookt in dit huis. Utrecht: De Fontein.


In ‘De lieve krokodil’ grijpt Leo Timmers terug naar zijn vaste succesrecept. We kunnen de illustrator geen ongelijk geven, want ook deze keer leidt dat tot een erg prettig prentenboek om met kinderen te lezen. In zijn typerende stijl bouwt hij een stapelverhaal op dat de spanning voor jonge lezers opdrijft. De rug van de lieve krokodil blijkt in dit verhaal een veilig toevluchtsoord voor bange dieren. Zo springt een muis op de vlucht voor een slang op z’n rug en gromt de krokodil de slag weer weg. Later volgen ook een zwijn, een hert en een cheetah. De krokodil blijft – terwijl z’n rug steeds meer naar de grond buigt onder het gewicht van de toren dieren – de gevluchte dieren succesvol verdedigen, maar wat gebeurt er als de leeuw komt …? Timmers zorgt hier voor een grappige wending die voor de nodige ontlading zorgt aan het einde van het mooi uitgeven kartonboek. Je merkt het: er is spanning, er is humor en er zijn tekeningen waarvan de kleuren van de pagina’s spatten. En zo worden we zomaar weer herinnerd aan Timmers’ talent om met eenvoudige verhaallijnen en innemende illustraties jonge lezers in verhalen te betrekken.  

Timmers, L. (2021). De lieve krokodil. Amsterdam/Antwerpen: Querido.


Tom staat elke dag op de top van de heuvel op uitkijk naar de piraten. Hij heeft een bel waarmee hij de dorpelingen waarschuwt als hij een piratenschip ziet. Want dan kunnen de dorpelingen zich snel verstoppen. Verschillende keren slaat Tom alarm, verstoppen de dorpelingen zich maar telkens blijkt het loos alarm te zijn. Wanneer Tom opnieuw belt en schreeuwt, verstopt niemand zich nog maar dan blijken de piraten er echt te zijn. In alle stilte naderen ze het dorp maar de papegaai van de kapitein verraadt hun komst waardoor de dorpelingen zich toch nog kunnen verstoppen. Op het dorpsplein aangekomen vragen de kapitein en de bemanning zich af waar iedereen gebleven is. Tot plots ‘Verrassing’ weerklinkt en alle dorpelingen uit hun huizen komen en de piraten in de armen vallen. En wie is de kapitein? De mama van Tom. Grappig en verrassend piratenverhaal met kleurrijke en originele illustraties.

Condon, J. (2020). De piraten komen. Haarlem: Gottmer.


‘De wolf komt echt niet’ is een heerlijk spannend verhaal waarbij een jong konijn dat ondergestopt wordt door zijn moeder, zich onrustig blijft afvragen of de (grote boze?) wolf die avond tot bij hen kan komen. Moeder konijn neemt – zoals van haar verwacht kan worden – een geruststellende houding aan. Het lijkt haar wel heel erg onwaarschijnlijk dat een wolf vanuit een ver bos vol jagers ongemerkt door de stad zou kunnen komen om vervolgens hun adres te vinden, de code van hun voordeur te kraken en de lift te nemen tot bij het appartement van het konijnengezin. Haar argumenten klinken erg overtuigend, ware het niet dat de lezer telkens op de rechterpagina kan zien hoe de wolf toch al die hindernissen weet te overwinnen en steeds dichterbij komt. Die kennisvoorsprong op de twee nietsvermoedende konijnen maakt de spanning bijna onhoudbaar tot op het moment dat de wolf effectief voor de deur van het gezin staat. De ontknoping die de lezer dan te wachten staat, zorgt voor ontlading én humor. Dat dit prentenboek een bestseller is in Frankrijk kan ons niet verbazen. De combinatie van een spannend stapelverhaal met rollen en verwachtingen die worden omgekeerd maakt het verhaal gelaagd én toegankelijk. Daarbij zijn er nog de suggestieve illustraties in hoofdzakelijk blauwgrijs, bruin en roze die vooral uitblinken in de sprekende mimiek van de personages. Het betere werk dus!

Ouyessad, M. (2019). De wolf komt echt niet. Haarlem: Gottmer.