De peuter wiens mama zwanger is, staat centraal in dit woordeloze prentenboek. R. Bonilla heeft de leefwereld van de peuter die de buik van zijn mama steeds dikker ziet worden, erg expressief vorm gegeven in zachte kleuren en levensechte taferelen. Zonder woorden spat de verwondering over deze verandering van de bladzijden, bv. waar de peuter zelf een dikke buik probeert na te bootsen met een ballon onder zijn trui of waar hij met argwaan het vreemde piepkleine bedje (wiegje) bekijkt dat opeens verschijnt. De overgang naar broer of zus worden, zit vervat in het wiegje waar opeens een baby in ligt. Op elke bladzijde komt ook de knuffelolifant terug. Je kunt hem tijdens het vertellen zoeken samen met je peuter. Maar het allermooiste is de gelijkenis tussen de eerste en de laatste bladzijde waar in het karretje dat de peuter met zich mee trekt op de eerste bladzijde de knuffelolifant zit en op de laatste bladzijde een andere peuter. Zo is de cirkel van dit woordeloze verhaal rond. Omdat er geen woorden zijn, biedt dit boekje perfect de mogelijkheid het verhaal aan je eigen omstandigheden aan te passen.
Bonilla, R. (2019). Mama’s bolle buik. Rijswijk : De Vier Windstreken.
Dit leer- en speelboek voor peuters helpt peuters de wereld rondom ontdekken en verkennen maar dan via een stevig kartonboek volgens een procedé dat Dexet wel meer gebruikt. Een heleboel gaatjes tonen de weg naar een heleboel verstopte dingen die zich dan op de volgende pagina bevinden. In de kaas zit een muis verstopt, in eierschalen huizen ook dieren zoals een kuiken maar ook een slang of een mier, in het donker verschuilen zich vleermuizen , baby verstopt zich in de buik van mama, … Omwille van die verstopte baby hoort dit boek ook thuis in deze lijst. Komt erbij dat door de vele gaatjes de peuter op de laatste bladzijde zelf verstoppertje kan spelen en met het boek voor zijn gezicht ondertussen de wereld rondom zich kan bekijken. Een prentenboek in vrolijke kleuren dat erg verzorgd en stevig is uitgegeven.
Dexet, H. (2015). Verstoppertje. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Een zusje wordt geboren en dat is fijn, want iedereen heeft echt naar haar komst uitgekeken. Ook haar grote broer die een cadeautje voor haar heeft (en er van zijn zusje één in ruil krijgt) en die het hele huis aan zijn nieuwe zusje mag tonen. Maar toch… er is wat veranderd. Aandacht moet gedeeld worden en gewoon spelen met het zusje loopt steevast uit op een ‘Nee!’. Daar wordt die grote broer wel wat boos van en daarom trekt hij zijn tyrannosaurus-rex-pak aan. Dan is zijn zusje maar een Diplodocus! Langzaam maar zeker lukt het steeds beter met hun vieren vooral omdat de grote broer gefascineerd blijft door zijn babyzusje. Het beste aan dit erg herkenbare verhaal is de fantasie die er dankzij de grote broer in zijn dinopak, doorheen geweven wordt. De samensteller van dit boek gebruikt heldere, felle kleuren en dankzij een heleboel details speelt het verhaal zich als het ware voor je ogen af.
Petit, A. (2023). Mijn zusje is een diplodocus. Amsterdam: Boycott.
Kleintje Beer hoort telkens opnieuw een heel bijzonder geluid. Hij wil heel graag weten wie dat geluid maakt. Bladzijde na bladzijde eisen dieren die eer op, maar telkens opnieuw hoort Kleintje Beer dat geluid opnieuw en het klinkt telkens anders dan het gebrul van leeuw, het gekras van papagaai, het retteketet van olifant, het geloei van koe, … Dit stapelverhaal zal al snel door peuters en kleuters kunnen ‘meegelezen’ worden. Op elke bladzijde komt het zinnetje terug: ‘Hallo, hallo, wie brult daar zo?’ Naar het einde van het verhaal worden de dieren bang en bedenken dat het geluid enkel gemaakt kan worden door een monster dat hen op wil eten. Dus sturen ze Kleintje Beer vooruit om te gaan kijken en wat blijkt… de babybeer moest nodig een flesje en daarom brulde hij zo. Mooie vormgeving, kleurrijke illustraties en het gebruik van verschillende lettertypes (afhankelijk van het dier dat aan bod komt) zorgen ervoor dat dit een fraai boek geworden is. Het leert peuters en kleuters dat baby’s best wel veel lawaai kunnen maken, bijvoorbeeld als ze honger hebben.
Van Straaten, H. (2021). Hallo, hallo wie brult daar zo? Amsterdam: Leopold.
9 maanden wachten op een broertje of zusje, wat duurt dat ontzettend lang! Gelukkig kan je de tijd verkorten door liedjes te zingen terwijl je mond heel dicht bij mama’s buik is, elke avond een nachtzoen te geven, warme adem naar de baby te blazen, te tekenen hoe de baby eruit zal zien eens hij/zij geboren is, … Op een bepaald moment voelt het meisje beweging in mama’s buik. Nu wordt het wachten nog spannender! Het verhaal vat heel mooi samen hoe naïef en eerlijk een kind op een baby’tje kan wachten en is daardoor ook ontwapenend. De illustrator slaagt erin met enkele lijnen en kleuraccenten de prenten de juiste sfeer mee te geven en je fantasie aan het werk te zetten. Naast de illustraties draagt ook de vormgeving van dit boek hiertoe bij. Op de linkerbladzijde zie je mama’s buik groeien tot hij niet meer op de bladzijde kan. Een luikje in de buik geeft je een inkijk in wat die baby in de buik aan het doen is. Die luikjes hebben verschillende vormen: een hartje, de kruin van een boom, een huis, een raam, … Op de laatste bladzijde is het baby’tje er eindelijk en is het meisje erg blij!
Roussey, C. (2011). Ik wacht op jou, kom je nou? De buik van mama. Tielt: Lannoo.
Een peuter worstelt vaak met veel moeilijke gevoelens bij de geboorte van een broertje of zusje. Die worsteling komt mooi aan bod bij Leon, de jonge pinguïn die erg bang is dat Marcel, zijn nieuwe broertje, te veel plaats zal innemen. Te veel plaats in zijn kamer bv. want het is toch MIJN kamer, te veel plaats op mama’s knie wanneer ze vertelt of te veel plaats in huis, … Je kunt aan mama’s expressie merken dat ze niet altijd even blij is met wat Leon zegt. Maar ze laat hem ‘worstelen’ tot hij zelf met een oplossing komt aandragen: in Leons armen is net plaats genoeg voor Marcel. Jadoul slaagt erin met enkele lijnen en punten expressieve uitdrukkingen te creëren waardoor het inlevingsvermogen van de kijker echt verhoogt. Daarnaast is er het contrast tussen de sneeuwwereld van de pinguïns en het warme – letterlijk en figuurlijk – huis dat ze bewonen. Bovendien zijn pinguïns een diersoort die echt herkenbaar is voor peuters en kleuters. Tekst en illustraties vormen een mooi geheel dat de doelgroep zal aanspreken.
Jadoul, E. (2016). In mijn armen. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Wanneer een meisje hoort dat ze grote zus zal worden is ze in eerste instantie heel enthousiast. Dat ze dan zal moeten delen, neemt ze er wel bij (denkt ze). Maar zodra het broertje geboren is, blijkt dat delen toch niet zo evident. Want je moet niet alleen speelgoed delen, maar vooral ook de aandacht van je ouders. Delen is best moeilijk, vindt het meisje. Maar gelukkig komt alles goed wanneer het babybroertje wat ouder wordt en begint te reageren op wat zijn zus met hem deelt. De illustraties in dit boek zijn erg origineel en maken gebruik van felle kleuren. Ze ondersteunen de tekst door uit het leven gegrepen situaties te schetsen: denk aan oververmoeide ouders, een schreeuwlelijk van een baby, grote zus die er niet zo zeker van is of ze nu blij moet zijn met die gezinsuitbreiding… De tekst staat op rijm – soms toch wat geforceerd. Op elke bladzijde staat er minstens 1 keer het woord ‘delen’. Het zal dus voor kleuters in elk geval duidelijk zijn dat gezinsuitbreiding zeker ook dat aspect met zich meebrengt.
Philip, S. & Gaggiotti, L. (2023). Ik wil echt wel delen! Utrecht: De Fontein.
Op de schutbladen van dit boek krijg je eerst te zien wat de ‘dikke vriendjes’ doen terwijl ze wachten tot die kleine vriend nu eindelijk zal geboren worden. Zo spelen ze dat ze zelf zwanger zijn, luisteren ze naar de baby en bekijken de echo’s. Maar dan is het zover: een nieuw vriendje voor de dikke vriendjes. In eerste instantie vinden ze dat superleuk: er komt heel veel bezoek – maar niemand kijkt naar hen, er zijn heel veel cadeautjes – maar niet voor hen en iedereen zegt dat de baby zo lief is – maar dat zijn zij toch ook!. Omdat ze dat allemaal niet zo fijn vinden, besluiten ze weg te lopen. Heel stoer vertellen ze aan elkaar dat mama nu wel zal moeten huilen en dat papa hen zeker niet zal kunnen vinden, maar aan de emoties op hun snoet is te zien dat ze eigenlijk een beetje bang zijn. Daarom besluiten ze naar huis terug te keren en de nieuwe baby aan hen te laten wennen wat dan ook weer niet zo vanzelfsprekend is… De illustraties liggen volledig in de lijn van de eerdere boeken van Ingrid en Dieter Schubert: sfeervolle prenten, natuurgetrouwe kleuren en veel details. Zo is er op elke dubbele bladzijde een oranje bal te zien. Eerst bevindt die zich in de handen van de dikke vriendjes, maar op het einde heeft de nieuwe vriend die bal in zijn pootjes.
Schubert, D. & I. (2024). Dikke vriendjes krijgen een baby. Amsterdam: Leopold.
Ukkie krijgt van mama jak te horen dat er een baby bijkomt in hun gezinnetje. Ukkie vindt dat geweldig. Om dat te laten zien maakt ze alvast een spandoek:’Hoi, zullen we spelen?’ Maar wanneer oma jak op een avond komt oppassen, vertelt die aan Ukkie dat ze met de nieuwe baby niet alleen haar speelgoed maar ook haar mama moet delen. Nu maakt Ukkie zich ongerust want wie weet is het hart van mama jak niet groot genoeg voor 2. Daarom sluipt ze ’s nachts stiekem het huis uit om op zoek te gaan naar haar mama en haar dat te vragen. En die geeft gelukkig een geruststellend antwoord… Het verhaal is vertaald en vrolijk op rijm gezet door de meester-rijmer Bette Westera. De illustraties van Kate Hindley maken vooral gebruik van blauwige, zwarte en witte tinten – logisch in die ijzige vlaktes waar jakken wonen – maar de dekens van de jaks zijn zeer kleurrijk. Ook de emoties van de verschillende jaks zijn perfect van hun snoeten af te lezen. Kortom een mooi geheel dat zeker aanleiding kan geven tot praten over gevoelens bij de geboorte van een broer of zusje.
Fraser, L. & Hindley, K. (2023). Ukkie en kleine Pukkie. Amsterdam/Antwerpen: Querido.
Met duidelijke illustraties en een beknopte, heldere tekst speelt de auteur in op vragen die kunnen rijzen wanneer je een broertje of zusje zal krijgen. De vragen zijn zowel eerder filosofisch van aard ‘Zal ik het wel leuk vinden?’ als praktisch van aard ‘Hoe groot is het baby’tje in je buik?’ Om op die laatste vragen te antwoorden werkt de auteur met vergelijkingen zoals een snoepje, een zandkorrel, een watermeloen, … De filosofische vragen worden op een positief-affirmatieve manier beantwoord. Het boekje is een soort gids die jonge kleuters doorheen de zwangerschap van hun mama loodst.
Prasadam-Halls, S. (2019). Hoe groot is de baby? Utrecht: Veltman Uitgevers.
Anders dan de meeste prentenboeken rond gezinsuitbreiding behandelt dit boek niet de zwangerschap en de geboorte van een nieuw zusje of broertje. In dit verhaal speelt een klein meisje de hoofdrol. Het klopt dat ze binnenkort een nieuw zusje krijgt, maar het hoofdaccent legt ze op haar familie en de manier waarop verschillende familieleden wonen. Zo wonen haar ene oma en opa in een bejaardentehuis, terwijl de andere oma en opa een appartement bewonen. Verder heeft ze familie op een woonboot, op een boerderij, in een bungalow en woont ze zelf met haar ouders in een rijtjeshuis. De tekst is op rijm – soms wat dreunerig – en wel heel eenvoudig. De illustraties stralen veel warmte en geborgenheid uit en dit boek kan zeker ook gebruikt worden als het thema wonen of bouwen aan bod komt. De boektrailer geeft alvast een idee:
Huiberts, M. (2017). Mijn zusje heeft het kleinste huis. Haarlem: Gottmer.
Deze verhalenbundel bevat 14 hoofdstukken die alle 14 een verhaal bevatten van twee dubbele bladzijden. De titels van de verhalen verraden niet meteen de inhoud; denk aan ‘Klein Duimpje’ dat handelt over de echografie bij de mama van Jip. Jip is vier jaar, wordt grote zus en stelt heel veel vragen. Aangezien elk hoofdstuk rechtstreeks of onrechtstreeks met geboorte en zwangerschap te maken heeft, kun je al voorlezer kiezen waarover je het met je kind wil hebben. Of de vragen van je kind zijn de leidraad om dit boek door te nemen. Er is een hoofdstuk gewijd aan wat seks eigenlijk is, want seks is toch iets waar grotere kinderen op school erg geheimzinnig en gniffelend over doen? Een ander hoofdstuk behandelt de vraag op welke manier een kind geboren wordt? En wat is homosexualiteit want Thomas heeft twee mama’s en geen papa!? Ook onderwerpen als miskramen en doodgeboorte worden niet uit de weg gegaan. Zoals we van Bette Westera gewend zijn, zijn de verhalen echt geschreven vanuit de leefwereld van de doelgroep en bevatten ze ook humoristische elementen. Een aanrader!
Westera, B. (2016). Baby’tje in mama’s buik. Haarlem: Gottmer.
Op het moment dat mama muis aan Willemijn vertelt dat er een broertje op komst is, reageert ze heel boos. Het is duidelijk: Willemijn wil haar mama en plaats in het gezin niet delen! Ze maakt een anti-broertjes-plan op met maatregelen als het barricaderen van het ooievaarsnest op het dak, het verwijderen van alle kolen uit de moestuin en het toespijkeren van alle ramen. Jammer genoeg werpt dat plan geen vruchten af want op een dag hoort Willemijn een schattig geluidje uit mama’s slaapkamer komen. Dat de nieuwe baby haar zo zou kunnen vertederen, daarop had Willemijn niet gerekend. De tekst op rijm is vlot voor te lezen maar het meest in het oog springend zijn de knappe illustraties van Noëlla Smit. Ze slaagt er in humor te verwerken in prenten die tegelijkertijd ook erg expressief zijn. Denk bv. aan tekst verwerkt in spandoeken die duidelijk maken hoe boos Willemijn wel is of … hoe vertederd ze is door haar broertje.
Dijkstra, L. (2008). Willemijn wil geen broertje! Haarlem: Gottmer.
Het krokodillenmeisje Kaatje krijgt een broertje. Dat vindt ze maar niks want er is geen plaats meer op mama’s schoot en broertje krijgt nu de zoenen die Kaatje zou willen. M.a.w. Kaatje is vreselijk jaloers. Op een dag moet Kaatje even op haar broertje letten terwijl mama een hoed wil ruilen die niet helemaal naar haar zin is. Als het met een hoed kan, dan kan het toch ook met broertjes, denkt Kaatje. Prompt pakt ze broertje op en vraagt in de babywinkel om hem te ruilen. De verkoper laat Kaatje eerst een babypanda uitproberen maar die vindt ze maar niks. Er volgen nog een babytijgertweeling – veel te wild – en een baby-olifant – veel te zwaar en bovendien spuit hij iedereen nat en maakt rotzooi in de fontein. Dan heeft de verkoper enkel nog een babykrokodil – haar eigen broertje. Kaatje besluit dat hij dan toch de beste keuze is en neemt haar babybroertje terug mee. Mama is reuzeblij dat Kaatje zo goed heeft opgepast en beloont haar met een dikke zoen! Erg humoristisch verhaal dat vlot verteld wordt. Hoewel alles zich in een antropomorfe dierenwereld afspeelt – de dieren shoppen in winkels als de ‘onze’, rijden met de auto, hebben wandelstokken …- is de gelijkenis met de mensen treffend. Met uitzondering van de babywinkel; daar kun je wel degelijk dieren kopen – het prijskaartje hangt aan hun poot! De illustraties zijn druk – dat kan ook niet anders in een stad – waardoor er erg veel op te zien is. De illustrator maakt gebruik van veel pasteltinten waardoor het geheel een jaren 50-sfeertje krijgt. Voor de liefhebbers dus!
Joyner, A. (2013). Broertje ruilen. Amsterdam: Leopold.
Een mama vertelt haar zoontje dat er een baby bijkomt. Deze mededeling roept uiteraard allerlei vragen op bij de jongen zoals: een meisje of een jongen?, zijn/haar naam?, wat zal hij/zij worden?… Deze laatste vraag is het uitgangspunt om een heleboel beroepen te overlopen. Mama geeft aan wat er goed aan is, het broertje ziet meestal de bezwaren. Bv. een kunstschilder? Kan ook het hele huis vol kliederen. Een kok? Kan best een hoop rommel achterlaten in de keuken. Een dierenverzorger? Wordt misschien opgegeten door de tijgers, … Doorheen de over en weer lopende dialoog tussen moeder en zoon welt bij het jongetje ook de vraag op of mama niet kan vragen dat die baby gewoon wegblijft. ‘We hebben hem toch niet nodig!’ Voor de duidelijkheid is de dialoog weergegeven in 2 kleuren zodat je goed kan zien wie wat zegt. Het boek speelt vlot in op grote en kleine bezorgdheden van een kleuter die geconfronteerd wordt met iemand met wie hij de liefde van zijn ouders straks zal moeten delen. De grote verdienste van dit boek is dat het erg luchtig omgaat met de vragen en dat de heerlijke, ouderwets aandoende illustraties van H.Oxenbury aanleiding kunnen geven tot nog een heleboel andere verhalen.
Burningham, J. (2010). Er komt een baby bij. Haarlem: Gottmer.
Naast een verhaal bevat dit prentenboek ook veel duidelijke informatie over elementen die rechtstreeks te maken hebben met zwangerschap en geboorte. Denk aan de conceptie en de groei van de baby, hoe eet de baby in mama’s buik?, kan de baby ons horen?, … Duidelijke, mooie tekeningen ondersteunen de tekst en zorgen voor verduidelijking. De juiste benamingen voor bv. penis, vagina, miskraam, … worden gebruikt zodat kinderen daarmee vertrouwd worden. Dit als prentenboek opgevatte voorlichtingsboek is vooral bedoeld voor oudere kleuters en leerlingen van de eerste twee graden van de basisschool. Het werd samengesteld met behulp van verschillende artsen.
Herzog, A. (2019). Wat groeit er in mama’s buik. Rijswijk: De Vier Windstreken.
Erg herkenbaar verhaal over een jongetje, Elmer, dat op een dag een broertje krijgt. Elmer begrijpt niet wat je leuk kan vinden aan zo’n baby die niks kan. Maar de volwassenen begrijpen dat klaarblijkelijk wel. Otto, de baby, wordt groter en kijkt geweldig op naar zijn grote broer. Maar die vindt dat maar niks. Zeker niet als hij zelfs zijn kamer met Otto moet delen. Tot Elmer op een nacht een nachtmerrie heeft en Otto hem kan troosten. Vanaf die nacht spelen Elmer en Otto heel vaak samen, kijken ze samen naar tekenfilms en mag Otto zelfs delen in bijna alle snoep van Elmer. De illustraties zijn zoals de vertelstijl van Lauren Child: humoristisch.
Child, L. (2016). Een kleintje erbij. Leuven: Davidsfonds Infodok.
In een vorig boekje is ‘Mejuffrouw Muis’ ‘Mevrouw Muis’ geworden nadat ze in het ziekenhuis een zeer charmante dokter had ontmoet. In hun huisje dromen die twee van gezinsuitbreiding en dan is het opeens zo ver: Muis is zwanger. Samen praten ze erover of ze een meisje of een jongen willen, hoe het kleine muisje moet heten, waarin het kleine muisje moet slapen, … Gelukkig worden er na 9 dagen 9 muisjes geboren en daar zijn zowel jongens als meisjes bij. Dus iedereen zijn zin wat betreft het geslacht, de namen, de slaapplaats, …Schattig verhaal waarvan de tekst op rijm staat en dat vooral zijn sterkte haalt uit de illustraties van onvolprezen Marije Tolman. De muizen die meer op mensen dan op muizen lijken komen het beste tot hun recht in de kleurrijke illustraties vol humoristische details. Zo staat Mejuffrouw Muis op de schutbladen 24 x afgebeeld waarbij ze telkens een ander kledingstuk draagt en een andere ‘zwangere’ houding aanneemt.
Van Lieshout, E. (2010). Mejuffrouw Muis krijgt muisjes. Rotterdam: Lemniscaat.
Omdat het lente is, besluit dierentuindirecteur Diederik zijn helper Egbert de Egel wakker te maken. Hij heeft lang genoeg geslapen en er is veel werk in de dierentuin want er zijn veel dieren geboren. Bij hun rondgang door de dierentuin moeten Diederik en Egbert heel veel problemen oplossen; denk aan een leeuwenjong dat niet kan brullen, een flamingojong dat voortdurend omvalt als hij op 1 poot staat, een pjnguïnei dat maar niet uit wil komen en ga zo maar door. Maar het grootste probleem is wel dat de kameleons hun dochtertje Kiki kwijt zijn. Die kan nog niet praten, dus niet om hulp roepen en… ze past zich zo goed aan aan de omgeving dat ze haast onzichtbaar wordt. Maar Diederik en Egbert vinden voor alles een oplossing! Kleuters leren doorheen dit boek de eigenschappen van verschillende dieren kennen en gaan samen met Diederik en Egbert op zoek naar Kiki die veel dichter bij blijkt te zijn dat je denkt. Maar daarvoor moet je goed op elke bladzijde zoeken. Vaak worden trouwens ook hints gegeven over de dieren die op de volgende bladzijde te zien zullen zijn. Op basis daarvan raden is ook leuk natuurlijk. Het boek bevat veel tekst maar die is bevattelijk en op niveau van de doelgroep. Duidelijke illustraties in felle kleuren.
Schoenwald, S. & Jakobs, G. (2022). De grote hummelheisa. Amsterdam: Leopold.
Fabeltje de hond is de liefste van de hele wereld. Dat weet iedereen: zijn baasje, zijn bazin en Fabeltje zelf ook. Maar Fabeltje begint te twijfelen of dat nog wel zo is als op een dag zijn plaats wordt ingenomen door baby Benjamin. Fabeltje staat niet langer in het middelpunt van alle aandacht. Zijn kussens worden nu voor de baby gebruikt, de hondenmand verhuist naar een hoek van de kamer … Wanneer op een dag de buurman de wenende Benjamin in de lucht steekt en zegt ’Wat een kabaal! Pas maar op of je gaat naar de wolven!’ begint het bij Fabeltje te dagen. Op een nacht vertrekt hij stilletjes met Benjamin op zijn rug naar de wolven. Die zien dat lekkere hapje wel zitten. Maar dan komt Fabeltje tot inkeer en zegt aan de wolven dat hij dat lekkere hapje alleen maar kwam tonen en dat het enkel voor hemzelf bestemd is. Daarop start een wilde achtervolging die eindigt met een stevige lik van Fabeltje over het gezicht van Benjamin die het allemaal even leuk vindt. Samen keren ze naar huis terug en lossen ze de situatie op zodat iedereen weer weet dat Fabeltje de liefste is: ‘Dat wist de baas met het korte haar. Dat wist de baas met het lange haar. En dat wist de baas zonder haar.‘ Leuk verhaal over de gevoelens die de komst van een baby in een gezin kan teweegbrengen. De spanning wordt mooi opgebouwd en aangehouden. De illustraties van het bekende echtpaar Schubert vormen een meerwaarde voor het boek. Hun beelden – in terugkerende kleurnuances – brengen Fabeltje en Benjamin echt tot leven en geven het verhaal een wat sprookjesachtig aanzien waardoor het plan van Fabeltje (om Benjamin door de wolven te laten opeten) verteerbaarder wordt.
Wolz, A. (2019). Naar de wolven. Amsterdam: Querido.
Het voorliggende boek is een omkeerboek in de letterlijke betekenis van het woord: aan de ene kant van het boek, komt zus aan het woord. Keer je het boek om dan komt aan de andere kant broer aan het woord. Allebei hebben ze best wat te klagen over hun respectieve broer of zus. Maar eigenlijk vinden ze het allebei ook wel fijn om een broer/zus te hebben. Want wanneer broer op kamp is, mist zus hem echt. Wanneer broer bang is van het monster dat in de slaapkamer woont, zorgt zus ervoor dat die angst overgaat. Maar of er nu echt nog een broer of zus bij moest komen, daarover hebben beiden hun twijfels … De relatie tussen zus en broer die hier geschetst wordt, is zeer herkenbaar voor kleuters. De illustraties in pasteltinten vertellen eigenlijk het verhaal. De beknopte tekst voegt er nog wat verhaal aan toe. Afhankelijk van de situatie start je met het voorlezen van de ene of de andere kant van het boek.
Bonilla, R. (2019). Zus & broer. Broer & zus. Rijswijk: De Vier Windstreken.
Hans en Monique Hagen wagen zich met ‘Daar ben je’ aan een nieuw concept. Ze schreven 12 versjes bij de eerste 12 levensmaanden van een baby. Terwijl je leest over luiers verschonen, wiegen voor het (niet) slapen gaan, samen in bad gaan, honger en dorst zie je in de illustraties de seizoenen verstrijken. De klassieke illustraties van de hand van Charlotte Dematons verbeelden op een heel herkenbare manier de zorgen en geneugten van het leven met een baby in huis. Ze wisselt de kleine binnenwereld van de kinderkamer af met de wijde buitenwereld waar plaats is voor dromen en verwachtingen. De versjes zijn ook vormelijk op maat van de allerjongsten gesneden. Ze spreken baby’s toe in een ritmische taal met veel klankspel, die jonge oortjes ook zal aanspreken. Het plezierigste is zonder twijfel dat wie voor een baby zorgt de versjes dagelijks kan opzeggen bij het uitvoeren van rituele handelingen. Het vertrouwde van de herhaling en de speelsheid van de muzikale versjes zullen de momenten eens zo kostbaar maken. ‘Daar ben je’ is een mooi geboortegeschenk voor jonge (groot)ouders, maar kan zeker ook in het kleuteronderwijs dienen om het populaire onderwerp te begeleiden.
Hagen, H. & M. (2020). Daar ben je. Amsterdam: Querido.
Dit boek tekent het verloop van een zwangerschap van een piepklein eitje tot de geboorte. Elke vier weken zwangerschap kun je dus met je kind stilstaan bij wat er met de baby in jouw buik gebeurt. Het boek vertelt geen verhaal maar versterkt duidelijke en heldere informatie bv. over de grootte van de baby en zijn ontwikkeling. Er wordt ook aandacht besteed aan het juist benoemen van elementen die met zwangerschap te maken hebben bv. baarmoeder. Het enige nadeel van dit informatieve boek zijn voor mij – dus subjectief – de illustraties die ik echt niet mooi vind.
Adamo, C. (2017). 9 maanden. Zeist: Christofoor.