Als je klein bent, wil je alles kunnen wat anderen – groteren – ook kunnen. Dat is ook bij de kleine egel het geval die wil helpen bij het harken van de bladeren, vliegen als een lieveheersbeestje, gangen graven zoals de mol, duiken zoals een kikker, … Doorheen het verhaal komt tot uiting dat niet alles lukt, maar al proberend ontdekt de kleine egel wat hij al wel en nog niet kan. Maar belangrijker dan de tekst zijn in dit boek de paginavullende illustraties. Het boek baat dankzij het kleurgebruik van in het begin in een herfstige sfeer. Daarnaast kun je ook volgen op welk moment van de dag de avonturen van kleine egel zich afspelen. Zo zijn er de oplichtende wolken in de ochtend, de blauwe lucht verder op de dag, het grijze met roze randen tijdens het vallen van de avond en ten slotte het nachtblauwe van de nacht. Op elke prent is er ontzettend veel te zien omdat er op elk moment van de dag en de nacht veel leven is in de natuur. In het begin speelt het verhaal zich vooral af in het bos, later meer in de weilanden waar mol zijn ‘territorium’ heeft. In dit boek bevindt de rijkdom zich dus meer in de illustraties dan in de tekst.
Teckentrup, B. (2023). De grote egel en de kleine egel. Dat kan ik ook! Hoorn: Hoogland & Van Klaveren.
Kleine Kraai woont met z’n zorgzame ouders in een oude boom. De jonge vogel is nieuwsgierig naar de wereld en kijkt ernaar uit om voor de eerste keer uit te vliegen. In afwachting van dat grote avontuur komen Roodborstje, Merel, Winterkoninkje en Uil langs. Kleine Kraai bewondert hen om hun bijzondere talenten die zij bij hem in geen geval herkennen. Kleine Kraai bruist gelukkig nog steeds van enthousiasme en onder de liefdevolle begeleiding van zijn ouders mag hij uiteindelijk toch uitvliegen. Terwijl de wereld voor hem opengaat, ontdekt hij – en met hem de lezer – enkele bijzondere talenten van de kraai die hem doen blinken van trots. Achteraan het boek wordt duidelijk dat Brigitte Minne een opleiding voor natuurgids volgde en een deel van de opbrengst van het boek aan Natuurpunt schenkt. Dat ze haar schrijftalent inzet om haar liefde en kennis voor de natuur met jonge lezers te delen kunnen we alleen toejuichen. Het eenvoudig opgebouwde verhaal laat zich vlot voorlezen en doet nadenken over talenten zonder ooit zoet te worden. De zachte illustraties in de typerende stijl van Verster sluiten perfect aan bij de toon van het verhaal.
Minne, B. & Verster, A. (2023). Kleine Kraai. Eke: De Eenhoorn.
Kleine Uil droomt ervan een echte ridder te worden, want ridders zijn dapper en slim en hebben veel vrienden. De wereld van die stoere kerels in harnas lijkt wel erg veraf voor een jonge vogel die enkel vanop een afstand en in verhalen inkijk krijgt in de ridderwereld. Wanneer op een dag ridders uit het kasteel beginnen te verdwijnen, meldt Uil zich aan bij de Ridderschool en wordt hij tot zijn eigen grote verbazing toegelaten. Uil munt uit in theorie, maar de praktische uitdagingen zijn niet min: een zwaard optillen is lastig, zelfs het kleinste schild verplettert hem en hij valt in het midden van de dag in slaap. Toch slaagt hij met de hoogste eer en wordt hij ingedeeld bij de Riddernachtwacht. Het zal je niet verbazen dat Uil erg goed is in die nachtelijke observaties die hem uiteindelijk oog in oog brengen met een indrukwekkende draak die verantwoordelijk blijkt voor de mysterieuze verdwijningen. Gelukkig weet Uil op ridderlijke én heel eigen wijze het gevaar af te wenden … Het verhaal is spannend en speels: het contrast tussen de indrukwekkende harnassen en de kleine Uil is aandoenlijk en de pizzadozen die plots ten tonele verschijnen in het erg middeleeuws aandoende decor doen glimlachen. De illustraties in sepia- en bruintinten zijn ongebruikelijk voor het jonge doelpubliek, maar zonder levendigheid te verliezen brengen ze een sfeer die perfect aansluit bij het verhaal.
Denise, C. (2023). Ridder Uil. Rotterdam: Lemniscaat.

De familie Zapato is formidabel. De moeder van het circusgezelschap is een ware evenwichtskunstenares die een handstand op vijf bewegende ballen kan houden, de oom tovert talloze konijnen uit zijn hoed, de vader is een echte krachtpatser en de zus kan hoelahoepen als geen ander. De circusacts komen wonderlijk tot leven dankzij ‘de magische folie’ die in het boek is ingesloten. Als je daarmee over de illustraties beweegt, zie je konijnen springen, ballen rollen, halters de lucht in gaan, hoepels rond een middel dansen … De indrukwekkende acts maken het jonge meisje dat haar familie aan de lezer voorstelt, bijzonder onzeker. Telkens zien we haar proberen haar familieleden te evenaren, maar onderzoek met de folie bevestigt elke keer opnieuw dat de acrobatische toeren en goocheltrucs niet aan haar besteed zijn. Wat heeft zij haar familie te bieden? Wat is haar talent eigenlijk? Gelukkig weet moeder raad, want in de fantastische familie Zapato blijkt voor ieder familielid een rol weggelegd …
Brouant, J. De fantastische familie Zapato. Amsterdam: Boycott.
Jonathan is zenuwachtig. Hij heeft lang geoefend op een kunstje: op één been op een koffer staan. Met die truc biedt hij zich aan bij het circus, waar hij doodgraag wil werken. De giraffe van de ticketbalie is niet onder de indruk, maar laat Jonathan toch de piste betreden om de circusartiesten te ontmoeten. Bij welke act hij ook probeert aan te sluiten, het wil maar niet lukken: hij valt flauw van angst bij ‘Toets de krokodil’, kan geen pirouettes draaien met de poedels, doet de konijnenpiramide in elkaar stuiken en laat de trapeze in het midden van de act los. Net wanneer Jonathan geen mogelijkheden meer ziet, blijkt dat het aandoenlijke eendje de artiesten toch heeft weten te beroeren. Wat als hij nu eens zijn ingoefende kunstje als circusact brengt? Jonathan ontpopt zich niet tot wonderlijke acrobaat, maar wordt door de anderen uiteindelijk erkend als bijzonder om wie hij is: Jonathan circuseend. Een zacht verhaal in al even zachte bruinrode tinten dat de klassieke verhaallijn waarbij het lelijke eendje een mooie zwaan wordt doorbreekt.
Stein, M. & Bonten-Slenders, N. (2023). Jonathan. Rotterdam: Lemniscaat.
De boodschap dat sporten gezond is, kan je vandaag de dag onmogelijk gemist hebben. Fitbits en personal trainers zijn er om de vergeetachtigen onder ons daaraan te herinneren. Het prentenboek ‘Sport is niks voor jou’ gooit het over een andere boeg. Het belicht het sociale aspect van sporten, want wie goed is in een sport vindt al snel aansluiting en zelfs bewondering bij een groep teamgenoten. In het verhaal valt er bij elke sport wel een kind uit de boot, dat vervolgens het advies ‘sport is niks voor jou’ krijgt. Gelukkig blijkt er voor elk karakter en ieder soort lichaam toch een sport te bestaan waar die goed in kan zijn. De Italiaanse makers van dit verhaal vertellen uitbundig: de tekst draaft zo snel als de sportievelingen en de illustraties zijn dikwijls komisch. Het geheel is bijna als een strip opgevat, met meerdere situaties op een bladzijde en korte teksten ter ondersteuning. Of sport iets voor jou is of niet, doet er dus eigenlijk niet toe. Alle kinderen zullen plezier kunnen vinden in dit verhaal. Als ze er bovendien ook met vertrouwen door gaan sporten, is dat uiteraard mooi meegenomen.
Baruchello, P. (2019). Sport is niks voor jou. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Arie Kanarie woont samen met andere kanaries in een grote volière in een stadspark. Hij heeft alles wat zijn hartje belieft: ruimte om te vliegen, veel vrienden, genoeg te eten. Maar één ding ontbreekt hem: hij kan niet zingen en dus kan hij zichzelf niet uitdrukken. Verder dan ‘piet’ en ‘twiet’ komt hij niet en dat terwijl zijn vrienden de mooiste melodieën uitvoeren. Op een dag komt er een zwarte kanarie bij in de volière: Zira. Ze ziet er een beetje droevig uit. De andere kanaries doen er alles aan om haar op te vrolijken door te fluiten dat het een lieve lust is. Alle kanaries behalve Arie. Maar Zira merkt hem op en vertelt hem hoe ze haar achtergebleven familie in Afrika mist. Dat triggert iets bij Arie die haar deelgenoot wil maken van zijn gemis. Zira spoort Arie aan om te vertellen via een (verzonnen) verhaal. Begin maar met ‘Er was eens …’ zegt ze. En dat doet Arie en voor hij het weet, zitten tientallen kanaries naar zijn verhalen te luisteren. Daar ligt zijn talent: hij is geen zanger, maar een verteller. De illustrator Lotte Van de Walle bezit het talent om de toehoorder helemaal op te nemen in de kleurrijke vogelwereld waarin iedereen over elkaar heen buitelt en zingt in een exotisch ogend paradijs. In haar waterverftekeningen slaagt ze erin heel veel emoties uit te drukken. Denk aan vrolijkheid, droefheid, aarzeling, hoop, verliefdheid, … Juist omdat de waterverftekeningen iet of wat zweverig zijn, sluiten ze uitstekend aan bij dit verhaal over de vogelwereld en creëren de juiste sfeer. Een prachtig geschreven en geïllustreerd verhaal over het ontdekken van talenten.
Gladdines, T. & Van de Walle, L. (2023). Arie Kanarie. Eke: De Eenhoorn.
‘Vos en Zoon Staarten’ is een vermaarde staartenwinkel die al generaties lang van vader op zoon wordt doorgegeven. De winkel is een gevestigde waarde die deftige dieren van heinde en ver in allerhande staarten voorziet: werkstaarten, bruilofsstaarten, verjaardagsstaarten en zelfs staarten voor de eerste schooldag. Zoon Robbie draait als jonge snaak mee in de winkel, maar vindt het klassieke gebeuren maar niets. Hij ziet meer mogelijkheden in nieuwe creaties als stekelige slijmstaarten of elastische pluisstaarten, maar die ideeën categoriseert Robbies vader steevast onder malligheid. Tot een bijzondere klant in de winkel een uitzonderlijke staart komt zoeken … De grote aantrekkingskracht van dit prentenboek zit hem in de rijkelijke en kleurrijke illustraties die de hele wereld van vader en zoon Vos optrekken. De lezer krijgt zicht op het reilen en zeilen van een drukbezochte winkel en leert ook de buurt kennen waarin de winkel zich bevindt. Bij herlezing leer je de personages en hun omgeving steeds beter kennen. Dat maakt van ‘Vos en zoon’ een prettig en gelaagd boek dat telkens opnieuw kan voorgelezen worden.
Donnelly, P. (2023). Vos en zoon. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff.
In deze lijst waarin we talenten en onze omgang met talenten willen belichten, kunnen we niet omheen de parabel van de talenten uit het Nieuwe Testament. De ouderen onder ons kennen deze gelijkenis door Jezus verteld, ongetwijfeld nog wel. Een samenvatting: een zakenman vertrekt op reis – geen sinecure zo’n 2000 jaar geleden. Dus geeft hij zijn vermogen (talenten of gouden munten) uit veiligheidsoverwegingen in handen van drie medewerkers. Zij mogen dat vermogen beheren. De eerste en de tweede medewerker verdubbelen wat zij gekregen hebben door er mee aan de slag te gaan. De derde medewerker ‘begraaft’ wat hij gekregen heeft zodat het zeker niet zou verloren gaan. De zakenman beloont de twee ijverige medewerkers en verjaagt de derde. M.a.w. talenten die je gekregen hebt moet je ten volle benutten of wie goed gebruikmaakt van zijn talenten, zal in ruil daarvoor beloond worden. Het verhaal wordt helder herverteld voor jonge kinderen. In de illustraties, die ik persoonlijk niet zo mooi vind maar die wel duidelijk zijn, wordt gebruikgemaakt van kleuren die goed de warmte en zanderige sfeer oproepen van het land waar Jezus woonde en werkte 2000 jaar geleden. Achteraan in het boekje is er begripsverklaring voor ‘parabel’ en ‘talenten’.
Bajo, P. (2015). De parabel van de talenten. Mechelen: Bakermat.
Schapen leven in een kudde en grazen in de wei of op de hei. Hendrika niet. Hendrika zit hoog en droog in een boom en fantaseert welke verhalen ze ziet in de voorbijdrijvende wolken. De andere schapen vinden Hendrika maar stom en manen haar aan naar beneden te komen. Maar Hendrika blijft waar ze is want de grond is veel te koud en zonder sokken begint ze daar niet aan. Af en toe klimt ze naar beneden om wat te eten en wanneer ze terug in de boom klimt, neemt ze wat spullen mee om het daar wat comfortabeler te maken. Ze bouwt met al die spulletjes een heuse boomhut en wanneer het blijft vriezen, zit ze hoog en droog lekker warm bij de kachel. Ze maant de rest van de ondergesneeuwde kudde aan naar boven te komen. Eén na één geven ze hun verzet op. Samen bouwen ze ook een lift – voor de oudjes onder de schapen – en richten ze de boomhut in. Ondertussen breit Hendrika, sokken, sjaals en mutsen. Wol genoeg om de kou het hoofd te bieden… Heerlijk winterverhaal over een bijzonder schaap. Fantastisch mooi geïllustreerd met een kleurgebruik dat voor zich spreekt. Denk aan winterluchten oranje-roze afgewisseld met lichtblauw, daarna wordt dat lichtblauwe steeds grijzer en ten slotte wordt de hele wereld wit. Wanneer de kudde de kou ontvlucht, zie je de kleuren opnieuw warmer worden. Op de laatste prent zijn de boom en de boomhut, waaruit een warm geel licht straalt, bevolkt met schapen die sokken, sjaals en mutsen dragen.
Mortier, T. (2022). Hendrika het schaap dat in een boom klom. Eke: De Eenhoorn.
Wat maakt iemand ‘slim’? Ben je enkel slim als je vlot bent in taal en rekenen of zijn er nog andere dingen die aantonen dat je slim bent? Dit boek zoemt in op een heleboel van die dingen. Slim zijn met je handen door grote dino’s te tekenen of prachtige dingen te knippen, slim zijn met je hoofd door te dromen over draken, slim zijn door je fantasie te laten werken – in je hoofd een piraat zijn of een ruimtevaarder, slim zijn door samen te spelen, iemand te troosten, dingen te delen, angst te overwinnen, slim zijn door tot rust te komen, door je fouten toe te geven, door alle planeten, kleuren en vormen te kennen … Kortom: slim zijn is wel duizend dingen. De tekst op rijm is beknopt en wordt versterkt door heldere illustraties waarin ook fluotinten gebruikt worden. De illustraties tonen de leefwereld van jonge kinderen wat meteen de herkenbaarheid van de aangehaalde elementen vergroot. Jammer dat de laatste twee bladzijden een tikje melig zijn: ‘Elk uur van de dag zijn wij slim en bijzonder, in elk van ons zit vanbinnen een wonder.’ De boodschap dat slim zijn op meer berust dan enkel op je IQ is een boodschap die belangrijk is om reeds op jonge leeftijd aandacht voor te hebben.
Bell, D. & A. (2019). Slim zijn is wel duizend dingen. Antwerpen: Pelckmans.
Ankie, Ollie, Simona, Mario en Erik zijn de beste vrienden. Stuk voor stuk hebben ze een bijzonder talent: Ankie kan mijlenver zien maar niet horen; Ollie hoort elk geluid hoe zacht het ook klinkt maar hij heeft wel een bril met hele dikke glazen; Simona en Mario zijn supersterk ook al zit Mario in een rolstoel en Erik, Erik, … dat ontdekken we later wel. Op een dag maken de vijf vrienden samen met Meester Kees een daguitstap. Nadat ze op een leuk plaatsje hun middagboterham hebben gegeten, wordt Meester Kees onwel en verliest het bewustzijn. Ankie neemt het voortouw en besluit dat ze samen op zoek moeten naar hulp om de meester te redden. Gelukkig kan de sterke Mario Meester Kees optillen en boven zijn hoofd houden in de rolstoel. Net wanneer Ankie mensen ziet aankomen (heel ver weg) en Ollie hen (heel ver weg) hoort, stuiten ze op een rivier. Wat nu gedaan? Dan komt Erik die nog niets anders gezegd heeft dan ‘Hmmm, hmmm,’ in actie en roept zo hard hij kan ‘H…eeeeelp!’. Een helikopter komt het vijftal en de meester redden en uiteraard is de meester de vijf vrienden heel dankbaar. Het verhaal is geïllustreerd in de typische stijl van Quentin Blake. Het plezier spat eraf en overal zit fijne humor ‘in getekend’. Nergens wordt het – gelukkig maar – met zoveel woorden gezegd, maar uit het boek blijkt duidelijk dat de wereld veel mooier wordt als we samenwerken, ieder volgens de eigen talenten. Voorlees- en kijkplezier verzekerd!
Blake, Q. (2015). Vijf vriendjes. Amersfoort: BBNC Uitgevers.
De middeleeuwse ridders in Held op sokken hebben lange baarden. De jonkvrouwen staan in de rij om hun heldhaftige verhalen te aanhoren. Ridders zonder baarden tellen niet mee. Ze zijn enkel goed voor de vaat, de poets, de moestuin … Gelukkig is er slechts één ridder die noch een baard, noch straffe avonturenverhalen heeft. Toch stapt hij als eerste met een van de jonkvrouwen in het huwelijksbootje. Het geheim zit in zijn recept voor heerlijke drakenballen. Of hoe tal van talenten de liefde van een jonkvrouw kunnen ontlokken.
Westera, B. (2013). Held op sokken. Haarlem: Gottmer.