Als je het werk van Helen Oxenbury kent, weet je dat dit boek ook een pareltje moet zijn. En dat is ook zo: de illustraties zijn sterker dan de tekst op rijm die hier en daar wat stroef is en boven het niveau van de doelgroep. In dit fantasieverhaal gaan Koen, Joris en hun peuterbroertje Casper – nog in de luiers – vanuit hun zandschip op het strand op zoek naar een piratenschip en -schat. Ze overleven een storm, hun schip breekt want het wordt vloed, maar ze geven hun zoektocht niet op en belanden uiteindelijk bij erg vriendelijke piraten (hun ouders) met een strandcabine vol lekkers. De fantasie van de jongens staat centraal en zorgt voor een erg levendig verhaal.
Bently, P. (2015). Kapitein Koen en de Piraten. Rijswijk: De Vier Windstreken.
Marie en Jack zijn twee kleine piraten die op een dag op het strand een fles vinden met daarin een boodschap. Ze moeten zo snel mogelijk naar Papegaaieneiland geraken want daar kunnen ze een schat bemachtigen. Maar de weg naar het eiland is niet eenvoudig en telkens opnieuw moeten de twee keuzes maken welke ‘weg’ ze zullen volgen. De lezer/kijker maakt voor hen die keuzes via zwart-witte icoontjes – bijvoorbeeld een kwal of een zeemeermin – die overeenstemmen met kleine tabs aan de rechterzijde van het boek. Die tabs zorgen ervoor dat Marie en Jack hun doel naderen of dat ze opnieuw van het begin moeten beginnen. Er zit best wat spanning in het boek door die keuzes, maar ook door de vreemde figuren die ze ontmoeten zoals de vuurtorenwachter of de reuzeninktvis. De kleurrijke illustraties beslaan telkens een dubbele bladzijde en sluiten door hun levendigheid goed aan bij het interactieve karakter van het boek. De tekst is eerder beperkt.
Misslin, S. (2021). Op zoek naar de schat van Z de verschikkelijke! Eke: De Eenhoorn.
In het dorpje ‘Suf-aan-Zee’ gebeurt nooit wat. Iedereen die er woont leeft zijn keurige leventje achter getrimde heggen en gazons. Sanne verlangt wel naar wat leven in de brouwerij en hoopt dat in het buurhuis dat al zo lang te koop staat eindelijk eens wat vriendjes komen wonen. En dan plots rijdt er een piratenschip-auto het dorp in. Het schip van de piraten moet opgekalefaterd worden en daarom zijn de piraten in het dorp gestrand, in het huis naast dat van Sanne. Bij de piraten behoort ook een piratenjongen van de leeftijd van Sanne. In de klas wil niemand naast hem zitten behalve Sanne. Zij vindt het heerlijk dat er wat meer leven is in het dorp. De dorpelingen denken daar echter anders over en starten een petitie om die ‘vuile, stinkende’ piraten weg te krijgen. De piraten vertrekken echter uit zichzelf wanneer hun schip zeewaardig is want ze horen op zee. Maar tot ieders verbazing laten ze wel voor iedereen van het dorp een cadeautje achter, verstopt in een put in de tuin. En Sanne … zij blijft via flessenpost in contact met haar vriend Sammie de piratenjongen. De illustraties zijn erg dynamisch en wisselend van formaat. Ze krijgen soms iets stripachtig. Helemaal op het einde van het boek kun je een dubbele bladzijde openvouwen. Zo krijg je te zien wat de piraten achtergelaten hebben. Vlot leesbare tekst op rijm van de hand van Bette Westera.
Duddle, J. (2023). Piraten in de straat. Utrecht: De Fontein.
Tom staat elke dag op de top van de heuvel op uitkijk naar de piraten. Hij heeft een bel waarmee hij de dorpelingen waarschuwt als hij een piratenschip ziet. Want dan kunnen de dorpelingen zich snel verstoppen. Verschillende keren slaat Tom alarm, verstoppen de dorpelingen zich maar telkens blijkt het loos alarm te zijn. Wanneer Tom opnieuw belt en schreeuwt, verstopt niemand zich nog maar dan blijken de piraten er echt te zijn. In alle stilte naderen ze het dorp maar de papegaai van de kapitein verraadt hun komst waardoor de dorpelingen zich toch nog kunnen verstoppen. Op het dorpsplein aangekomen vragen de kapitein en de bemanning zich af waar iedereen gebleven is. Tot plots ‘Verrassing’ weerklinkt en alle dorpelingen uit hun huizen komen en de piraten in de armen vallen. En wie is de kapitein? De mama van Tom. Grappig en verrassend piratenverhaal met kleurrijke en originele illustraties.
Condon, J. (2020). De piraten komen. Haarlem: Gottmer.
Zeemeermuis vindt op een dag een fles met daarin een schatkaart. Daar zijn haar twee zussen, Duikbeer en Zee-ezel, ook wel in geïnteresseerd en daar komt ruzie van. Zo erg dat de schatkaart in 3 stukken scheurt. Dat is gemakkelijk, dan mag iedere zus 1 stuk houden. De schat waar de zussen naar op zoek moeten, zit verborgen in het wrak van de Zwarte Walrus dat op de bodem van de zee ligt. Wie zal de schat vinden? De zussen vertrekken alle drie; elke zus met een andere bedoeling. Zeemeermuis ziet de schatkaart als een liefdesbrief en gaat op zoek naar de grote liefde, Zeebeer wil vooral de pracht en de praal die zo’n schat ongetwijfeld met zich meebrengt en Zee-ezel vindt zichzelf erg slim en wil vooral veel geld maken van de schat. De lezer/toehoorder gaat op elke dubbele bladzijde mee op zoek en ziet daar ook hoe de zussen door de zeedieren gedwarsboomd worden en omgekeerd. Want ook zeedieren als Verpleegstershaai of Soepschildpad kunnen die schat wel gebruiken. De illustraties zijn soms een beetje te druk, altijd kleurrijk en vaak ook grappig. Het einde – de schat wordt gevonden – is meer dan verrassend!
Koolen, M. (2013). De schat van schele Karel. Hasselt: Clavis.
In dit boek wordt het hoofdthema ‘tanden poetsen’ zeer fantasierijk verpakt in de avonturen van Julia, die als piraat-in-opleiding meevaart op de ‘Schurftige Rat’, een aan lager wal geraakt piratenschip met een voortdurend slecht gehumeurde kapitein. Aangezien piraten stoer zijn, is tanden poetsen absoluut verboden. Wanneer de kapitein Julia’s tandenborstel ontdekt, wordt die met beker en tandpasta in zee geworpen en moet Julia als straf drie lepels honing eten. Gelukkig heeft Julia reservetandenborstels in haar koffertje, en ze blijft tanden poetsen omdat ze weet dat je vreselijke tandpijn krijgt als je dat vergeet. Dat overkomt Stinkende Paultje, een van de piraten. Zijn tand wordt op een erg stoere manier verwijderd, maar van pure ellende valt Paultje in slaap aan het roer, en het schip komt bij het Zeemonster in de Gruwelnevel terecht. Gelukkig is het Zeemonster zo in de ban van Julia’s prachtige tanden, dat hij belooft dat ze een schat krijgen én dat hij hen niet zal verslinden als hij Julia’s tandenborstel krijgt en zij hem leert hoe hij moet poetsen. En dat doet ze zorgvuldig, steeds een ander plekje zoekend op de rand van zijn muil. Het boek gaat op een erg humoristische manier om met iets wat voor de meeste kinderen een eerder vervelende klus is. Het belang van tanden poetsen wordt spelenderwijs meegegeven zonder dat de boodschap er té sterk bovenop ligt. Enkel de laatste twee bladzijden zijn puur informatief: ze laten in woord en beeld zien hoe je op een goede manier tanden poetst. Ondeugende illustraties in vrolijke kleuren ondersteunen de tekst, waarin piekjes kinderhumor het geheel nog vrolijker maken. De illustraties brengen duidelijk in beeld dat het leven op zo’n oud piratenschip niet van de poes is: bergen afwas, vloeren schrobben, kanonskogels zeulen… Met uitzondering van Julia ogen de piraten echt vervaarlijk, zelfs met kiespijn. Het zeemonster daarentegen lijkt op een erg vriendelijk draakje en blijkt dat ook te zijn.
Theisen, M. & Dierben, A. (2007). Verboden tanden te poetsen. Rijswijk: De Vier Windstreken.
De auteur kruipt in de huid van de hoofdpersoon en vertelt een ik-verhaal over de tijd dat hij zelf een kleine jongen was en samen met zijn vrienden piraat speelde in de duinen. Maar dat spel gaat vervelen en dus besluit het groepje – stoer – bij maneschijn op verkenning te gaan in een leegstaande villa. Binnen in het huis jaagt elk geluid, elk geritsel en elke lichtverandering de jongetjes schrik aan maar ze geven niet op en belanden uiteindelijk op de bovenverdieping. Daar worden ze geconfronteerd met ‘een wit harig monster’ en dat jaagt hen zoveel schrik aan dat ze niet anders kunnen dan rechtstreeks naar hun mama’s terug rennen. “Misschien waren we nog te klein om echte zeerovers te zijn.” De spanning wordt zorgvuldig en langzaam opgebouwd; de jongetjes goed gekarakteriseerd als quasi-stoer en de setting – de verlaten villa – draagt ook zeker aan die spanning bij. Ook al omdat in de illustraties veel gebruik gemaakt wordt van paarse en zwarte tinten en van het licht van de volle maan dat een beetje spookachtig aandoet. De illustraties zijn paginagroot en op de tegenoverliggende witte bladzijde staan telkens enkele regels tekst.
Dussart, G. (2005). Wij zijn piraten. Hasselt: Clavis.
Een heuse klassieker – meer dan 30 jaar oud – onder de piratenboeken is het prentenboek over Piraat Willem die aan land woont maar op het land maar al te graag zijn stoere zeeroversimago cultiveert. Daarin komt verandering als zijn buurjongentje Frank op een avond op zijn dak staat en er niet meer af durft. Willem helpt hem en vindt van dan af voortdurend kleine cadeautjes aan zijn voordeur. Ze sluiten vriendschap en bouwen samen een ‘piratenschip’ terwijl Willem prachtige verhalen over zijn zeeroversavonturen ophangt. Wanneer de dag van vertrek daar is, moet Willem toegeven dat hij niet mee durft varen omdat hij niet kan zwemmen. Gelukkig heeft Frank aan een zwemband gedacht… Schitterend geïllustreerd en bijzonder verrassend verhaal over een oude zeebonk die aan zijn jonge maatje het hele zeeroversjargon inclusief de spannende verhalen meegeeft.
Schubert, I. & D. (1992). Woeste Willem. Rotterdam: Lemniscaat.
Op een dag is Hennie de heks samen met haar poes Helmer uitgenodigd op het verkleedfeest van haar neef. Zij verkleedt zich als piraat en Helmer – tegen zijn zin – als piratenpapegaai. Op het feest wemelt het van de piraten. Eén van hen heeft een schatkaart maar zonder boot heeft die geen waarde. Dus tovert Hennie een piratenschip en varen ze tot ze aan een eiland komen waar een groep piraten ijverig bezig is een schat op te graven. Daar steken Hennie en haar piraatjes een stokje voor. Ze verjagen de piraten en graven tot ze de kisten hebben. De ene ‘schatkist’ is leeg en de ander zit vol blikken sardienen. Helmer is dus al blij. Maar de piraatjes willen ook wat. Dus tovert Hennie een schatkist vol juwelen, goud en parels en omzeilt ze de windstilte door van het schip een luchtschip te maken zodat ze met z’n allen terug naar het feestje kunnen. Daar delen de piraten hun schat met de feestvierders en smikkelt Helmer op z’n eentje van de sardienen. Iedereen blij! De illustraties zijn heel gedetailleerd waardoor je er telkens opnieuw andere elementen in ontdekt. Een leuk verhaal over een bende vrolijke piraten.
Thomas, V. & Korky, P. (2013). Hennie de Heks en de piraten. Amsterdam: Memphis Belle.
‘Kwakbol’ en kuitenbijter’ zijn scheldwoorden die door de piratenhoofdmannen gebruikt worden als de zeerovers niet doen wat ze willen, niet snel genoeg zijn, te flauw zijn, …Ze wonen op Ukval, een eiland; aan de oostkant bewoond door de piratenbende van Bulle en aan de westkant door de piratenbende van Ake. Uiteraard rivaliseren die bendes en wordt er dus gevochten. Maar verder trapt de auteur nergens in de val van de ‘piratenstereotiepen’. Hij slaagt er in elk verhaal van deze bundel – er zijn er 30 in totaal – anders te laten aflopen of vervolgd worden dan de toehoorder/lezer verwacht. Daarnaast hebben de zeerovers een eigen taaltje en eigen gebruiken die op een grappige manier worden beschreven. Een voorbeeldje: de zeerovers eten ‘brummelbessen’. Dat zijn gifgroene bessen die erg zuur zijn. “Eerst merk je het niet. Je bijt erin en slikt hem door. Maar dan, na een seconde of tien, gaat je gezicht raar doen. Alle spieren beginnen te bewegen. Er trekken dikke kronkels in je voorhoofd. Je ogen knijpen dicht. Je mond wordt een lange streep. Daarna ziet je gezicht er drie kwartier lang uit als een gerimpeld appeltje.” De personages zelf worden ook zeer humoristisch getekend. Denk aan de roverhoofdman die van niks of niemand bang is behalve dan van zijn vrouw Ilsebil of aan Ake die als enige vindt dat hij een begenadigd zanger is. De illustraties in wisselende formaten zorgen ervoor dat de verhalen nog levendiger, sprekender en grappiger worden. Kortom een erg fijne verhalenbundel die het piratenthema in de kleuterklas zal versterken en ook kinderen die piraten bijzonder vinden zal bekoren.
Broere, R. (2014). Kwakbollen en kuitenbijters. 30 piratenverhalen. Hasselt: Clavis.
Dit weetjesboek past het best in de categorie ‘informatieve boeken’. Doorheen vijf hoofdstukken krijgt de lezer/kijker informatie over wie piraten zijn, hoe ze leven op hun piratenschepen, welk soort gevechten ze moesten voeren, wat het leven aan wal voor piraten bracht en tenslotte een overzicht van piraten over de hele wereld. Let wel: nergens in dit boek wordt over hedendaagse piraten gesproken; het gaat over Vikingen, Berbers, Chinese piraten en piraten in de oudheid en dan zoals we ze kennen uit films, prenten – en andere boeken. Zoals het een informatief boek betaamt, is er naast tekst op niveau van de doelgroep ook veel plaats voor illustraties en woordverklaring. De verschillende (piraten)vlaggen, een beetje geschiedenis en een wereldkaart krijgen ook hun plaats. Interessant boek voor weetgierige vijfjarigen.
Hedelin, P. (2017). Groot weetjesboek over piraten. Kapellen: Pelckmans.
Dit boek is het vijfde deel van de reeks ‘Hoe vermorzel je…’. Eerder waren al heksen, dino’s, spoken en monsters aan de beurt. Het boek bevat geen verhaal maar een heleboel tips om het op te nemen tegen piraten. Bv. hun vlag uitschakelen door je kanon te vullen met witte verf en die over hun vlag te spuiten; de piraten zelf uitschakelen door de loopplank in te smeren met zeep wanneer ze aan land willen gaan of hun houten been afzagen of… nog een heleboel – eerder onwaarschijnlijke -suggesties. Het boek moet het meer hebben van de grappige illustraties die paginabreed bij de suggesties zijn gevoegd dan van de summiere tekst. De illustraties zijn kleurrijk, spreken aan en stimuleren de fantasie van de kleuters.
Leblanc, C. & Garrigue, R. (2014). Hoe vermorzel je piraten? Antwerpen: Ballon.