Vanaf zeer jonge leeftijd kun je kinderen op een plezierige manier in contact brengen met fruit. Dat kan door hen te laten proeven maar ook door samen met hen dit boekje te lezen. Het is een kartonboekje waarin bladzijde na bladzijde wordt gewerkt aan een kleurrijke fruitsla. De verschillende soorten fruit zijn eenvoudig getekend met telkens 1 of 2 regeltjes tekst. Maar het meest plezierige voor peuters en kleuters zijn de schuifjes die op elke rechterbladzijde te vinden zijn. Daarmee druppel je wat citroensap op de fruitsla, hussel je alle vruchten door elkaar, geef je een appel rode wangen, en ga zo maar door. Kortom een vrolijk, kleurrijk en speels boekje dat fruit aantrekkelijk maakt. Je kunt dit plezierige boekje al helemaal bekijken:
Deneux, X. (2021). Een kommetje vol fruit. Antwerpen: Oogappel.
De rode appel is een heuse blikvanger in deze met potlood geïllustreerde Japanse klassieker. Natsumi, het hoofdpersonage, is een klein meisje dat op wandel is in de heuvels. Op een bepaald ogenblik krijgt ze trek en neemt de appel uit haar mandje. De appel ontglipt haar en rolt de heuvel af. Natsumi loopt er achter aan maar de appel gaat te snel. Daarom roept ze de hulp in van Meneer Konijn en Mevrouw Eekhoorn maar ook zij kunnen de appel niet pakken. Totdat de appel én Natsumi, Konijn en Eekhoorn tegen de rug van Beer opbotsen. Eerst is dat schrikken – wat zal Beer doen? Ze besluiten samen de appel op te eten op de top van de heuvel en de pitjes daar te planten. Wie weet komen daar nieuwe appelbomen van. Ondanks het feit dat met uitzondering van de rode appel alle figuren en het landschap grijs zijn, ademt dit boekje bladzijde na bladzijde warmte uit. Dat heeft vooral te maken met de aardige snoetjes van de verschillende figuren en met het feit dat ze elk op hun beurt vriendelijk zijn voor elkaar. Wie meer wil weten over de Japanse schrijver Kazuo Iwamura kan kijken naar: (339) Kazuo Iwamura – La famille Souris – YouTube (met Franse ondertitels)
Iwamura, K. (2016). De rode appel. Hasselt: Clavis.
Vervaeke liet zich opmerken met ‘Tierenduin’, het grote kijkboek waarin de lezer talloze dieren kan ontdekken in een reeks silhouetten. Met ‘Fruitvliegje’ bracht zij een prentenboek op de markt met dezelfde kwaliteiten. Elke dubbele pagina bevat links een reeks kleine afbeeldingen van groenten en fruit en rechts een groot geïllustreerd kriebeldiertje. Wie goed kijkt, kan de volledige reeks groenten en fruit terugvinden in het kleurrijke insect. De felle kleuren op witte achtergronden geven het boekje een frisse uitstraling, die perfect past bij het gekrioel van kriebeldiertjes in de lente. ‘Fruitvliegje’ is mooi om naar te kijken, prettig om in te zoeken en leerzaam voor jonge ontdekkers. Redenen genoeg dus om het z’n weg naar kinderhanden te laten vinden.
Vervaeke, G. (2021). Fruitvliegje. Tielt: Lannoo.
Als de lente komt, begint de natuur te leven. Dat is erg duidelijk in dit boek waar de appelboom op de eerste bladzijde nog onder een laagje sneeuw ligt maar de zon ervoor zorgt dat knoppen zwellen en openbarsten. Dan zien we bloemen en blaadjes aan de appelboom en de bijen komen terug buiten! Ze houden het meest van het stuifmeel van de bloemen. Vliegend van de ene naar de andere, bestuiven ze die zodat de bloemen uiteindelijk vruchten kunnen worden. Wanneer de zomer op zijn einde loopt, is het zover: ronde, rode, sappige appels hangen klaar om geplukt en gegeten te worden! Het boekje is eenvoudig en volgt de loop van de seizoenen aan de hand van een appel, een vrucht die ook peuters al kennen. Maar wat de meeste peuters er vooral prettig aan vinden is het feit dat het een pop-up- en flapjesboek is waarmee je allerlei dingen kunt doen. Wie peuters en kleuters graag de natuur wil leren kennen, kan met dit boekje heel goed beginnen.
Német, A. (2017). Het wonder van de appel. Rijswijk: De Vier Windstreken.
Deze kartonboeken passen perfect in de trend om seizoensgebonden fruit en (ook regiogebonden) groenten te promoten. Ze hebben als voornaamste bedoeling kleuters te laten kennismaken met een aantal soorten (16) en hen een beeld te geven van hoe bv. doperwtjes of maïs eruit zien voor je ze op je bord krijgt. Per dubbele bladzijde wordt 1 groente- of fruitsoort besproken. Op de linkerbladzijde een afbeelding van de struik of de boom (bladeren en bloesems incluis) waaraan de soort groeit. Bovenaan die bladzijde telkens 1 of 2 zinnetjes tekst, bv. ‘Paddenstoelen vind je op natte grond in het bos.’. Op de rechterbladzijde een duidelijke afbeelding van 1 bepaalde groente of 1 soort fruit. Onderaan die bladzijde opnieuw 1 of 2 zinnetjes tekst, bv. ‘Als je sinaasappels uitperst, kan je het heerlijke sap opdrinken.’. D.m.v. een flapje kan je achter de schil of de buitenzijde van de groente of het fruit kijken en ontdekken hoe een granaatappel of een spruitje of … er vanbinnen uitziet. Op de laatste dubbele bladzijde een overzicht van de zestien soorten waarbij via een icoontje wordt aangegeven in welke seizoenen ze geoogst kunnen worden. Duidelijke en informatieve prentenboeken die dankzij de flapjes verrassen en toch een zekere speelsheid hebben.
Corman, C. (2018). Het hele jaar groenten. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Corman, C. (2018). het hele jaar fruit. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Erg verrassend verhaal over twee fruitvliegjes, vliegje blauw en vliegje rood, die een bijzonder mooie perzik ontdekken en in dubio zijn of ze die zullen opeten of niet. Verschillende andere insecten geven raad zij het dat die niet eensluidend is. Zelf redeneren de vliegjes er ook flink op los en zoeken ze argumenten om de perzik op te eten waarbij ze het dan weer wel eens en dan weer eens niet eens zijn met elkaar. Dat levert erg grappige dialogen op. Op de linkerpagina zie je telkens de illustratie, op de rechterpagina de tekst waarbij de uitspraken van vliegje blauw in blauw en van vliegje rood in rood gedrukt zijn. De ontknoping is echt bijzonder; de vliegjes eten de ‘laatste’ perzik niet op en daar hebben ze een heel goede reden voor. Naast het leuke verhaal zijn er de illustraties die in collagestijl zijn gemaakt. Op de blaadjes van de bomen, de vleugels van de vliegen, … overal zie je stukjes tekst uit kranten en tijdschriften. De vliegjes en alle andere insecten zien er bijzonder grappig uit met hun hoge hoed of brilletje, hun wandelstok en belerend vingertje. Verhaal en illustraties dragen elkaar. Wie niet kan wachten, kan alvast hieronder de Engelstalige versie bekijken.
https://youtube.com/watch?v=WrX-txOyLPw%3Ffeature%3Doembed
Gordon, G. (2018). De laatste perzik. Kampen: Paolo.
Een kleine krokodil beslist op een dag dat hij genoeg bananen heeft gegeten. Hij heeft trek in een kindje. Zijn ouders zijn in shock en proberen de kleine krokodil van dit voornemen af te brengen door hem te verleiden met ander lekkers. Maar niks helpt. Op een dag ziet de kleine krokodil bij de rivier een kindje dat hij wel wil opeten. Maar het kleine meisje blijkt niet bang van hem te zijn en zwiert hem zonder medelijden het water in. Reden genoeg voor de kleine krokodil om groter en sterker te willen worden en dat lukt enkel … als je bananen eet. Met de cartoonachtige illustraties is dit boek goed op weg een klassieker onder de prentenboeken te worden.
Donnio, S. & de Monfreid, D. (2014). Ik zou wel een kindje lusten. Haarlem: Gottmer.
Hoewel in dit boek maar 10 verschillende vruchten besproken worden kan je er heel veel uit leren. Dat heeft alles te maken met de manier waarop dit boek opgevat is én met de natuurgetrouwe geschilderde illustraties. De centrale figuur is Varkentje die ontzettend graag fruit lust en waar hij maar kan vruchten plukt, verzamelt en opraapt. Per dubbele pagina is één vrucht gekozen; op de linkerbladzijde staat varkentje onder de boom of bij de struik waar hij de vrucht geplukt of geraapt heeft. Op de rechterpagina krijg je een natuurgetrouwe afbeelding van de vrucht met daarbij de Nederlandse en de Latijnse benaming. Zeker taalgevoelige kinderen vinden het heel leuk om woorden in een vreemde taal correct te kunnen uitspreken en hun betekenis te kennen. De rechterpagina kan ook uitgeklapt worden – op die manier krijg je een soort drieluik per vrucht. Daarop is naast kleine, mooi gedetailleerde illustraties informatie te vinden en te zien van de verschillende stadia van ontwikkeling van de vrucht doorheen de seizoenen, de vorm van de bladeren en de insecten die de plant graag bezoeken. De geschilderde illustraties doen wat denken aan fruit zoals dat op de stillevens van barokke schilders te zien is. Bijzonder om dit samen met de Latijnse namen aan jonge kinderen aan te bieden maar zeker nuttig om wat meer te weten te komen over bestuiving, stuifmeel, steenvrucht en vruchten als de vijg, de watermeloen, de pruim, druiven, … Achteraan in het boek is een verklarende woordenlijst terug te vinden.
Alvarez, D. (2019). Het fruitparadijs. Hasselt: Clavis.
Alle T-rex dino’s eten vlees en houden van botten en bouten, allemaal behalve Boo. Boo houdt niet van vlees. Hij houdt van worteltaart, worteltjes en kool, spruitjes en bietjes en ook van banaan, appel en mango. Boo wordt daarom steeds meer gepest en wanneer ze hem ‘Grrroentosaurus’ noemen is voor Boo de maat vol. Boo zoekt aansluiting bij de herbivoren, maar echt goed lukt dat niet. Dus voelt hij zich wel wat eenzaam. Gelukkig hebben de andere dino’s ingezien dat ze fout waren door Boo te pesten en ze gaan naar hem op zoek. Net wanneer ze elkaar gevonden hebben komt er een rotsblok de berg afgedenderd. Boo slaagt erin de rots tegen te houden tot alle andere dino’s in veiligheid zijn en illustreert zo dat je geen vlees hoeft te eten om sterk te zijn. Eind goed, al goed dus zeker wanneer er een supergezellige groentefuif wordt georganiseerd. De afbeeldingen van de dino’s zijn anders dan anders. Ze zijn niet sterk omlijnd en zien er echt vrolijk uit in hun bijzondere kleurencombinaties. Verzorgde lay-out die aanwijzingen geeft aan de verteller wat stemverheffing en hevige gebaren betreft want daar is de tekst in vet en in een groot lettertype gedrukt.
Prasadam-Halls, S. (2015). Grrroentosaurus. Amsterdam: Leopold.
Als je dit boek bekijkt, zie je bij de eerste aanblik dat het geen Europees boek is. Daarvoor is de stijl van de tekeningen té anders. Maar in hun ‘anders-zijn’ slagen de illustraties er echt in een meerwaarde te zijn voor de tekst waarin een jongetje zich heel veel vragen stelt over een appel die hij net van zijn mama gekregen heeft. Om te beginnen: is het wel een appel? Misschien is dat rode bolletje wel een vis of een ei of een kers … Of misschien zijn de schillen leeg? Bij die vraag zie je op de illustratie hoe de schillen zich ‘afwikkelen’ tot er niets meer over blijft. Nog een vraag die het jongetje zich stelt: misschien wil die appel wel iets anders zijn? Een geisha misschien of een kalende opa of een indiaan … Dat wordt in de illustraties weergegeven door een appel met een steeds ander ‘kapsel’. Verder vraagt de jongen zich bv. ook af wat die appel al heeft beleefd vooraleer hij op de tafel terecht kwam of welke vrienden de appel heeft. Kortom een heleboel vragen die de fantasie prikkelen en waar je met jonge kinderen perfect mee aan de slag kunt.
Yoshitake, S. (2016). Is het een appel? Amsterdam: Van Goor.
Marleentje is een goed opgevoed, beleefd en lief meisje dat veel eet maar erwtjes weigert. Wat haar vader ook probeert – erwtjessmoothie, erwtjecupcakes – telkens opnieuw weigert Marleentje erwtjes te eten. Meer nog van één erwtje wordt ze al ziek. Ten einde raad naar de huisarts. Die heeft meteen door wat er aan de hand is: Marleentje is allergisch voor erwtjes omdat ze een prinses is. Dus wordt ze naar een erwtenvrij paleis gestuurd waar ze vriendelijk wordt ontvangen door de koning en de koningin, heel veel prinsessenkleren krijgt en haar wordt bijgebracht hoe ze zich als een echte prinses moet gedragen. Erwtjes hoeft ze in dat kasteel niet te eten, maar op een dag verschijnt er spruitjessoufflé op tafel … Dat is de dag waarop Marleentje beslist om dan toch maar voor de erwtjes van haar vader te kiezen en niet langer een prinses te zijn. Vlot verteld verhaal met prenten in verschillende formaten waarop heel veel te zien is omdat ze zo gedetailleerd zijn.
Hart, C. & Warburton, S. (2013). De Prinses en de erwten. Haarlem: Gottmer.
De vrouw van een koppeltje op een bromfiets krijgt vreselijke trek in een boterham met bramenjam wanneer ze een struik vol sappige bramen ziet. Het koppel stopt om bramen te plukken maar ontdekt dan hoe een hond op alle bramen plast. Dan maar een andere oplossing bedacht: er wordt gezaaid, er wordt tussen veel te grote bramenstruiken in het huis gewandeld, het resultaat is een bad vol bramen en dus zijn er heel veel grote potten nodig en ga zo maar door … Uiteindelijk kunnen ze gezellig met hun tweetjes gaan picknicken met de bramenjam maar dan verschijnt de hond weer … Naast deze verhaallijn lopen er nog andere doorheen dit boek, tenminste voor de aandachtige kijker want het prentenboek is woordeloos. Er is nog iets met een ontsnapte krokodil, verder nog een familie apen die overal verschijnt en een schilderij dat tot leven komt. De paginagrote illustraties zijn een samenspel van foto’s, tekeningen, krantenknipsels, stukjes decoratief papier, stofjes, oude encyclopedieën, … Van alles te zien dus in een heerlijk fantasieprikkelend boek.
Stenvert, N. (2010). Bramenjam. Amsterdam: The House of Books.
Jonge kinderen zijn erg nieuwsgierig en willen vaak graag dingen zelf ontdekken en onderzoeken. Om dit te bevorderen is het voorliggende boek zeker een adequaat hulpmiddel. Het geeft info over de familie van de citrusvruchten en onderzoekt de citroen van binnen en van buiten. Er wordt gekeken hoe een citroen is opgebouwd, wat de functie is van het sap en de pitten en op welke manieren een citroen gebruikt kan worden. Daarna kunnen de kinderen zelf proeven doen bv. geheimschrift met citroensap, oxidatie tegengaan, een koperen geldstuk schoonmaken, en nog veel meer. Een plezierige manier om ‘wetenschap’ te ontdekken en de eerste stappen richting STEM te zetten.
Jugla, C. (2020). De wetenschap van de citroen. Hasselt: Clavis.
Je kan in dit boek op 2 manieren beginnen; start je aan de ene kant dan kom je terecht bij 10 verhalen waarin groenten en fruit een hoofdrol spelen. Start je aan de andere kant dan kom je terecht bij 11 recepten waarin diezelfde groenten en fruit figureren. De hoofdrolspelers zijn: Cindy Citroen, Simon Sinaas, Ella Erwt, Truus Tomaat, Warre Wortel, Pamela Peer, Senne Slak, Pablo Paprika, Molly Meloen, Kobe Komkommer, Lucky Lychee, Fred Courgette en Benny Banaan. Samen beleven ze allerlei avonturen en uit die avonturen zijn ook de recepten afgeleid. In ‘Kunst om van de smullen’ bijvoorbeeld heeft Pablo Paprika een heleboel schilderijen gemaakt. Benny Banaan gaat ze bekijken, maar hij heeft vreselijke honger en dus … Die schilderijen leer je in 1 van de recepten bereiden. Of het bootje gemaakt van brood en zalm met een zeil van sla waarin Warre Wortel en Benny Banaan gaan varen tot ze ontdekken dat Senne Slak hun zeil opknabbelt. Of een feestelijke cactus vol aperitiefhapjes die eruit ziet zoals Kobe Cactuskommer nadat Kobe niet langer een kale komkommer wou zijn. Veel leuke en gezonde recepten en fijne verhalen van max. 3 bladzijden lang. De verhalen zijn origineel geïllustreerd want alle hoofdpersonen zijn van Fimoklei gemaakt en hebben leuke attributen. Een hippe bril voor Benny Banaan, de krulsnor van Pablo Paprika of de dunne warrige haarsliertjes van Warre Wortel. Originele invalshoek om het eten van groenten en fruit te bevorderen.
Vissers, A. & Van Geel, C. (2010). Kooksprookjes. Wielsbeke: De Eenhoorn.
Zoals de titel zegt wordt ‘de appel’ hier vanuit verschillende invalshoeken belicht en dat gedurende drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk ‘Verhalen en gedichten’ vind je 15 verhalen terug, voor de hand liggende – ‘Sneeuwwitje’ – en minder voor de hand liggende – ‘Heracles en de gouden appels’. Verder ook nog Adam en Eva, Wilhelm Tell, De appel in de koeienvlaai … Daarnaast zijn er ook vier gedichten van uiteenlopende stijl. Het eerste deed me terug denken aan mijn kindertijd. In het eerste leerjaar of de derde kleuterklas leerden we dat versje ook:
In ied’re kleine appel,
Daar lijkt het wel een huis.
Want daarin zijn vijf kamertjes,
Precies als bij ons thuis.
In ieder hokje wonen,
Twee pitjes, zwart en klein.
Ze liggen daar en dromen,
Van licht en zonneschijn.
Hoofdstuk 2 geeft uitleg bij 8 spreekwoorden waarin de appel een hoofdrol speelt. Elk spreekwoord wordt op 2 manieren uitgelegd: er is een doorlopende verduidelijkende tekst én daarnaast is er ook een wat minder ernstige tekst op rijm die aan de hand van voorbeelden het spreekwoord verduidelijkt. Ten slotte zijn er elf recepten in het laatste hoofdstuk. Ze zijn duidelijk uitgelegd en echt haalbaar om klaar te maken met kinderen. Denk dan aan appelmoes, appelflap, hete bliksem (een puree van appel, aardappel, ui en spek) … En dan is er nog iets wat een beetje uit de band springt en als bijgeloof wordt omschreven. De auteurs beweren dat een oud bijgeloof zegt dat wie een (hele) appelschil achter zich op de grond gooit, voor zich op de grond, de eerste letter van de naam van hun lief kan lezen. Het boek is mooi uitgegeven (rood linnen met gouden opdruk) en een omslag in geel – groen en rood, de drie kleuren die een appel kan hebben. Het is sfeervol geïllustreerd door Sandra Klaassen. Dat is op de schutbladen al duidelijk te zien. Daar zijn appels in allerlei stadia afgebeeld – mooi blinkend alsof ze net geplukt zijn, met een hap uit, in partjes, doormidden gesneden zodat je de vijf kamertjes van het klokhuis duidelijk kan zien … Fijn voorleesboek dat doorheen de verhalen gedichten en spreekwoorden, veel duidelijke informatie over de appel bevat.
Van Donkelaar, M. & van Rooijen, M. (2009). De appel in verhalen, gedichten, spreekwoorden en recepten. Rijswijk: De Vier Windstreken.
Nog voor het verhaal echt begint, kun je het al zien: Meneer Haas stamt uit de voorname Italiaanse hazenfamilie Lepron (getuige het portret van een voorouder in zwart-wit naast de titelpagina). Aan de voorste schutbladen die vol getekend zijn met de prachtigste groenten, kun je zien dat het verhaal over eten zal gaan. Op de eerste bladzijde wordt verteld wie Meneer Haas is. Dat kan je ook zien in de prachtige illustratie van het huis van Meneer Haas tussen enkele boomwortels in een zonovergoten woud en waar een heleboel kleine haasjes ronddartelen. Het voornaamste kenmerk van Meneer Haas is toch dat hij van groenten houdt en daarvan superlekkere soep maakt. Daar helpt de hele familie aan mee: de ene kleine haas komt aangestapt met een ui op zijn kop, de ander draagt een wortel, ook spinazie of spruitjes, snijbiet en bleekselderij, … alle soorten groenten worden aangedragen. Daarna wordt er rond een grote tafel gegeten en vaak zijn er ook gasten te zien aan die tafel. De soep van Meneer Haas wordt zo beroemd dat iedereen hem vragen stelt. Meneer Haas heeft geen geheimen en antwoordt op alle vragen. Maar zo’n lekkere soep maken lukt niemand. Van heinde en verre komen mens en dier om van de soep te proeven. Zelfs de boer van wie vaak groenten ‘gestolen worden’, komt proeven. Dus besluit Mr.Haas een soepfabriek op te richten. Onder zijn toezicht wordt daar soep gemaakt en ingeblikt. Een heel groot succes! Zo groot dat Mr.Haas begint te dromen, eerst grootse dromen daarna eerder akelige dromen en ten slotte vindt Mr.Haas geen rust meer. Vooral ook omdat men begint te zeuren over zijn soep: de groenten zijn te dik of te dun gesneden, in het begin smaakte de soep anders, … Dus stopt Mr. Haas ermee want niet de soep is veranderd maar Mr.Haas zelf… En wat dan volgt is een erg mooi einde! Heerlijk verhaal over samen tafelen, warme soep, familieverbanden, verse groenten en kruiden en dromen. De illustraties zijn sfeervol en raken de juiste toon vooral om het verschil aan te tonen tussen de grootschalige soepproductie en het meer kleinschalige familiale gebeuren. De illustraties doen het goed opgebouwde verhaal nog meer tot leven komen. Op de achterste schutbladen zie je dan ook mooie borden vol dampende soep naast de ‘beroemde ‘Lebron blikken staan. Meer dan de moeite waard wanneer je het met jonge kinderen wil hebben over planten, zaaien en groenten.
Zoboli, G, (2022). Soep van de haas. Amsterdam: Rubinstein.
Eerlijk delen is dat hetzelfde als ’iedereen krijgt hetzelfde’? Dit verhaal maakt duidelijk van niet en dat is een boodschap die voor jonge kinderen niet zo eenvoudig is. Haas en Beer zijn goede vrienden en stoten tijdens een wandeling op een boom vol rijpe peren. Die lusten ze wel, maar jammer genoeg kunnen ze er niet bij. Haas weet er wat op en neemt drie stoelen: twee voor hemzelf en één voor Beer. Maar dat vindt Beer niet eerlijk. Haas geeft ieder één stoel: nu kan Beer peren plukken en hij niet. Maar daar heeft Beer geen boodschap aan. Hij vindt de peren veel te lekker. Dan verschijnt er een kevertje en dat vertelt Beer en Haas wat eerlijk delen is. Net zolang tot ze het begrijpen. De illustraties vormen met de tekst een mooi tweespan. De emoties van de dieren zijn aanwezig en duidelijk af te lezen uit hun houding en mimiek. Het geheel speelt zich af in een omgeving die echt als herfstig te herkennen is met een warm kleurgebruik. Dit resulteert in een bijzonder verhaal dat een duidelijke boodschap bevat zonder die te brengen met het opgeheven vingertje.
Goodhart, P. (2020). Eerlijk delen. Amsterdam: Ploegsma.